Duits: zwakke werkwoorden

Flexles Woche 2
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Flexles Woche 2

Slide 1 - Tekstslide

Programm
In deze herhalen wij de Duitse zwakke werkwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Weten jullie al iets over de Duitse werkwoorden?

Slide 3 - Open vraag

Instructie zwakke werkwoorden
Wat zijn dat, zwakke werkwoorden?
-Beschrijven een handeling = Ik loop 
-Hebben altijd een persoonlijk voornaamwoord of een zelfstandig naamwoord:
Er kauft = hij koopt 
Der Mann rennt. 


Slide 4 - Tekstslide

ik
ich
jij
du
hij
er
zij Vr.
sie
het/
dat
es/
das
wij
wir
jullie
ihr
zij Mv.
sie
u
Sie

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vervoeg je een zwakke werkwoord?
A
-en afhalen, dan uitgang toevoegen
B
-en afhalen, kijken naar de persoon, uitgang toevoegen
C
-en afhalen en stam maken
D
-en afhalen en -e bij alle personen toevoegen

Slide 6 - Quizvraag

Welke zwakke werkwoorden zijn handig om te weten?
machen, kommen, gehen, lernen, kaufen, hören, gucken, schreiben, trinken, spielen, tun, sitzten, arbeiten, reden, atmen, öffnen, schließen, verstehen, rauchen, brauchen, benutzen, reparieren, bekommen, studieren, aufmachen, einschalten, ausschalten, anklicken, schicken, ausdrucken

Slide 7 - Tekstslide

Hoe vervoeg je een zwak werkwoord?

Stap 1: -en van het hele werkwoord afhalen

Stap 2: kijken welke persoon de handeling moet uitvoeren

Stap 3: het volgende schema toepassen:

Slide 8 - Tekstslide

ich 
mach-E
du
mach-ST
er
mach-T
sie
mach-T
es/
das
mach-T
wir
mach-EN
ihr
mach-
T
sie/ Sie
mach-
EN

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld:
Ik wil de volgende zin maken:
Peter koopt een broodje bij de Jumbo
Kopen betekent 'kaufen'.
Stap 1: -en eraf= kauf
Stap 2: persoon is Peter = hij= er
Stap 3: in schema kijken...
Er kaufT ein Brötchen beim Jumbo

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
Jullie zien zodadelijk een sleepoefening waarin jullie de gele werkwoordsvervoegingen moeten koppelen aan de juiste persoon (rood). 
Het doel is dat jullie de vervoegingen goed leren kennen en deze steeds automatischer koppelen aan de juiste persoon die erbij hoort.

Slide 11 - Tekstslide

Ich
Du
Er/sie/es/
man
Wir/ sie mv/ 
Sie
heiße
denke
repariere
machst
wohnst
gehst
trinkt
installiert
kauft
spielen
kommen
studieren
schreibe
schlafen
lernt

Slide 12 - Sleepvraag

Du ...(machen) eine Ausbildung.

Slide 13 - Open vraag

Wir ... (kommen) aus den Niederlanden.

Slide 14 - Open vraag

Ich ... (lernen), wie ich Computer aus einander bauen muss.

Slide 15 - Open vraag

...(gehen) Robin auch mit dem Bus zur Berufsschule?

Slide 16 - Open vraag

Kim ... (schreiben) mit einem Kugelschreiber.

Slide 17 - Open vraag

Gut getan!

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Danke für eure Aufmerksamkeit

und bis nächste Woche!

Slide 20 - Tekstslide