3h alle/ allen

Welke zin is juist?
Enkele/Enkelen lagen al zo lang in de gereedschapskist, dat ze verroest waren.
A
Enkele
B
Enkelen
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Welke zin is juist?
Enkele/Enkelen lagen al zo lang in de gereedschapskist, dat ze verroest waren.
A
Enkele
B
Enkelen

Slide 1 - Quizvraag

Welke zin is juist?

Na lang zoeken vond ze alle/allen schroeven weer terug.

A
alle
B
allen

Slide 2 - Quizvraag

Welke zin is juist?
De meeste/meesten zangers krijgen uiteindelijk last van hun stem.
A
meeste
B
meesten

Slide 3 - Quizvraag

Welke zin is juist?
Veel leerlingen hadden hun huiswerk gemaakt, maar sommige/sommigen waren het totaal vergeten.
A
sommige
B
sommigen

Slide 4 - Quizvraag

Welke zin is juist?
Alle/Allen stonden uren in de rij om een kaartje te bemachtigen.
A
Alle
B
Allen

Slide 5 - Quizvraag

Welke zin is juist?
De meeste leerlingen waren op tijd, enkele/enkelen stonden echter voor een dichte deur.
A
enkele
B
enkelen

Slide 6 - Quizvraag

Welke zin is juist?
Zij behoorde tot de beste/ besten van de klas.
A
beste
B
besten

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin is juist?
Een enkele docent kijkt toetsen snel na, maar de meeste/ meesten doen er weken over om met cijfers over de brug te komen.
A
meeste
B
meesten

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is juist?
Sommige leerlingen hebben daar vrede mee, maar de meeste/ meesten balen ervan als een stekker.
A
meeste
B
meesten

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is juist?
Hij deed twee pogingen: beide/beiden mislukten.
A
beide
B
beiden

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is juist?
Sommige/Sommigen salueerden toen de koning passeerde.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin is juist?
Beide/ Beiden zochten naar de juiste woorden om elkaar de liefde te verklaren.
A
Beide
B
Beiden

Slide 12 - Quizvraag

Welke zin is juist?
Sommige/ Sommigen voetballers zingen altijd het volkslied mee, maar de meeste houden hun lippen stijf op elkaar.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin is juist?
Enkele/ Enkelen onder ons zijn nooit tevreden.
A
Enkele
B
Enkelen

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin is juist?
De meeste/ meesten bleven blaffen tot eindelijk hun etensbak gevuld werd.
A
meeste
B
meesten

Slide 15 - Quizvraag

Welke zin is juist?
Wij hebben tien docenten. Op de vergadering komen ze alle/ allen bijeen.
A
alle
B
allen

Slide 16 - Quizvraag

Welke zin is juist?
De zussen zijn beide/ beiden minister geweest.
A
beide
B
beiden

Slide 17 - Quizvraag

Welke zin is juist?
De musea zijn beide/ beiden de moeite waard.
A
beide
B
beiden

Slide 18 - Quizvraag

Welke zin is juist?
De jongens gaan beide/ beiden naar school.
A
beide
B
beiden

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin is juist?
Ik heb twee opa's. Beide/ Beiden komen trouw op mijn verjaardag.
A
Beide
B
Beiden

Slide 20 - Quizvraag

Huiswerk 
Over taal
opdracht 1 en 2

Slide 21 - Tekstslide