Thema 4 Evolutie B5 Onderzoek naar evolutie

Thema 4 Evolutie

B5
Onderzoek naar evolutie
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 4 Evolutie

B5
Onderzoek naar evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen B5
4.5.1 Je kunt enkele onderzoeksmethoden naar verwantschap noemen.

4.5.2 Je kunt verschillen en overeenkomsten herkennen tussen organen en orgaanstelsels van de mens en van verschillende diersoorten.

4.5.3 Je kunt een stamboom aflezen en construeren.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoeksmethoden
Evolutietheorie biedt een verklaring voor waarnemingen verkregen uit:

  1. Vergelijking van de bouw van organismen (vergelijkende anatomie)
  2. Biochemische analyses
  3. Fossielen (extra)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Samenvattend
Homologe organen vertonen een overeenkomst in bouw die voortkomt uit eenzelfde embryonale ontstaanswijze. De verschillende functies zijn ontstaan als aanpassing aan een verschillend milieu (divergentie/divergente evolutie). 

Analoge organen hebben door aanpassing aan hetzelfde milieu een vergelijkbare functie, maar een totaal verschillende bouw. Deze is ook niet terug te vinden in een gemeenschappelijke voorouder (convergentie/convergente evolutie).

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Rudimentaire organen
Als organen hun functie verloren hebben in de loop van de tijd, kunnen deze nog wel aangelegd worden, maar zich niet verder ontwikkelen: rudimentaire organen.

Deze hebben ook een gelijke embryonale ontstaanswijze en duiden dus ook op een gemeenschappelijke voorouder.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvattend
  • Homologe organen vertonen een overeenkomst in bouw die voortkomt uit een zelfde embryonale ontstaanswijze. 

  • Verschillende functies zijn ontstaan als aanpassing aan een verschillend milieu. 

  • Analoge organen hebben eenzelfde functie, maar een totaal verschillende bouw. Deze is ook niet terug te vinden in een gemeenschappelijke voorouder.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak opdracht 67 t/m 69

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evolutionaire genetica
Argumenten die pas de laatste halve eeuw verzameld zijn:
  •  In alle cellen vindt mitose en meiose op dezelfde manier plaats
  • Organismen worden uit dezelfde stoffen opgebouwd. Hoe groter de overeenkomst in stoffen, hoe groter de verwantschap.

Maar veel nauwkeuriger:
  • DNA-analyse: DNA van mensen wordt enkelstrengs gemaakt en ander enkelstrengs DNA wordt toegevoegd. Mate van reageren wordt bepaald.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cladistiek
  • cladistiek/cladisme = methode om organismen in te delen in groepen genaamd clades (grieks 'klados'=tak).
  • clade = een gedeelde voorouder en alle evolutionaire nakomelingen
  • Binnen een clade zie je gedeelde eigenschappen met dank aan de gedeelde voorouder. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld

  • clade (= tak)
- een groep organismen met overeenkomstige voorouder

  • splitsingspunten in cladogram      
- boven splitsing verschillen clades slechts verschillend in één kenmerkende eigenschap

  • splitsingspunt: gemeenschappelijke voorouder

  • Hoe meer naar links hoe langer geleden. Hoe langer geleden, hoe kleiner de verwantschap


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 2

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 8 - Bron 16
  • Welk uniek homoloog kenmerk delen de schildpadden, slangen, hagedissen, krokodillen en vogels volgens dit cladogram? - een gat in de schedel onder de oogkas
  • Hoe heet deze groep in dit cladogram? reptilia
  • Hoeveel clades zie je in het cladogram?12, elk blauw puntje vertegenwoordigt de voorouder met het unieke kenmerk dat de voorouder en de andere dieren in die clade gemeenschappelijk bezitten. Er zijn 12 van die puntjes.
  • Mag je uit dit cladogram de conclusie trekken dat vogels meer verwant zijn aan krokodillen dan aan hagedissen? Licht toe.Ja, want vogels en krokodillen hebben meer gemeenschappelijke unieke homologe kenmerken dan vogels en hagedissen. Of: ja. Want de vogels en krokodillen delen een gemeenschappelijke voorouder die ze niet delen met de hagedissen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Fossielen
  • Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organismen in gesteenten.
  • Door paleontologie leveren deze veel informatie, zoals de ouderdom van het gesteente, hoe het fossiel behandeld moet worden.
  • Gidsfossielen zijn fossielen die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode en daardoor tijdsbepaling leveren.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Trilobiet
Gidsfossiel voor het Cambrium

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra: afstamming mens

  • De mens stamt niet af van de mensapen, we hebben wel een gemeenschappelijke voorouder. Van hieruit hebben de apen zich ontwikkeld en als aparte groep de mensen.

  • Fossielen (versteende overblijfselen of afdrukken in gesteente) hebben veel geleerd over de ontwikkeling van de mens.

  • Een belangrijke stap was het rechtop gaan lopen en koken van ons eten.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cladogram/stamboom

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk 
  • Leer B5 en maak opdracht 70 t/m 78
  • Oefen de flitskaarten van B5
  • Maak Test Jezelf B5

Klaar?
Neem de context 'Tweelingen' door en maak 
opdracht 79 t/m 82

Thema klaar? Maak de Samenhang 'Alleen mutanten smullen van softijs' en sluit het thema af met de Oefentoets en de Examenopgaven!

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar begon het leven op aarde waarschijnlijk?
A
In de ruimte
B
In de lucht
C
In het water
D
Op het land

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is evolutie?
A
het veranderen van gedaante bij een organisme
B
ontwikkeling die een organisme tijdens zijn leven doormaakt
C
het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soortenThis is a correct answer
D
het groter worden van een populatie

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen onderdeel van de evolutietheorie?
A
veranderingen in genotype
B
Natuurlijke selectie
C
Ontstaan van nieuwe soorten
D
Verandering in fenotype

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen voorbeeld van het evolueren van een soort?
A
Giraffen hebben door de eeuwen heen een langere nek gekregen
B
ijsberen hebben steeds lichtere vacht gekregen
C
kikkers zijn vanuit eitjes in kikkervisjes veranderd
D
berkenspanners (vlinders) hebben donkere vleugels gekregen

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe planten meercellige schimmels zich voort?
A
Door zaden
B
Door deling
C
Door sporen
D
Door uitlopers

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een stroming die evolutie en schepping probeert te combineren?
A
Degeneratie
B
Neodarwinisme
C
Naturalisme
D
Intelligent design

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt er bedoeld met "Survival of the fittest"?
A
De best aangepaste organismen overleven
B
Als je te weinig sport ga je dood
C
De snelste organismen overleven
D
De best aangepaste organismen overleven en planten zich voort.

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Extra uitlegvideo nodig?

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Video

Deze slide heeft geen instructies