kwaliteit leveren les 3

Reflecteren & Evalueren
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Reflecteren & Evalueren

Slide 1 - Tekstslide

programma
herhaling van vorige week
kennis testen
reflecteren
evalueren
soorten reflectie methodes

Slide 2 - Tekstslide

persoonlijke ruimte hoe zat dat?
wat is het verschil tussen reflecteren en evalueren?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat is reflecteren?
A
Kijken naar hoe iets is gegaan.
B
Kijken naar je eigen handelen.
C
Kijken naar of het doel is behaald.
D
Kijken naar of je een taak uitvoert.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is evalueren?
A
Evalueren is kijken of je het doel/de taak hebt behaald en het resultaat hiervan beoordelen.
B
Evalueren is kijken hoe je hebt gehandeld en hoe de organisatie is verlopen.
C
Evalueren is kijken naar wat je een volgende keer anders en beter moet aanpakken.
D
Evalueren is kijken naar je eigen handelen en wat daarin een volgende keer anders kan.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is feedback?
A
Feedback is tegen de ander zeggen hoe hij/zij functioneert, als diegene iets verkeerd doet.
B
Feedback is gevraagd of ongevraagd commentaar op iemands handelen geven.
C
Feedback is samen met de ander kijken naar hoe bijvoorbeeld een activiteit is verlopen.
D
Feedback is een ander beoordelen op hoe hij/zij zijn/haar werk doet.

Slide 7 - Quizvraag

Waar leren mensen het meest van?
A
Van alle feedback en kritiek, omdat je daarmee de ander altijd helpt om te weten wat wel en wat niet goed is gegaan.
B
Van alles wat je tegen de ander zegt, omdat je daarmee de ander altijd helpt om te weten wat wel en wat niet goed is gegaan.
C
Van negatieve feedback, omdat je hiermee aan de ander uitlegt wat hij/zij beter kan doen in de toekomst.
D
Van positieve feedback, omdat je hiermee de ander motiveert en stimuleert om in de toekomst hetzelfde gedrag te laten zijn.

Slide 8 - Quizvraag

Waar staan de 4 G's voor bij het geven van effectieve feedback?
A
Gedrag, gevoel, gevolg, gewenst.
B
Gedrag, gevoel, gevolg, gedaan.
C
Gedrag, gevoel, gedaan, gewenst.
D
Gedrag, gevoel, gevaar, gewenst.

Slide 9 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk om te kunnen reflecteren?
A
Reflecteren helpt je om een fout niet nog een keer te maken.
B
Reflecteren helpt je om je meer open te stellen naar anderen.
C
Reflecteren draagt bij aan het ontwikkelen van je zelfbeeld en houding.
D
Reflecteren draagt bij aan het beter kunnen doen van je werk als pedagogisch medewerker.

Slide 10 - Quizvraag

Bij evalueren gaat het niet om?
A
Het beoordelen van de resultaten van acties.
B
Het kijken naar de eventuele storende factoren die een rol hebben gespeeld.
C
Conclusies trekken voor de werkwijze in soortgelijke situaties.
D
Het kijken naar het effect van je eigen handelen in een bepaalde situatie.

Slide 11 - Quizvraag

Wanneer spreken we van feedback op inhoudsniveau?
A
Bij feedback op inhoudsniveau gaat het over hoe de inhoud van de boodschap ontvangen moet worden.
B
Bij feedback op inhoudsniveau gaat het over de inhoud van de taak en het handelen.
C
Bij feedback op inhoudsniveau gaat het over het gedrag van de ander en de manier hoe iets gezegd wordt.
D
Bij feedback op inhoudsniveau gaat het over de inhoud van de informatie, over wat er gezegd wordt.

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer spreken we van feedback op betrekkingsniveau?
A
Bij feedback op betrekkingsniveau gaat het over hoe de inhoud van de boodschap ontvangen moet worden.
B
Bij feedback op betrekkingsniveau gaat het over de relatie tussen zender en ontvanger.
C
Bij feedback op betrekkingsniveau gaat het over het gedrag van de ander en de manier hoe iets gezegd wordt.
D
Bij feedback op betrekkingsniveau gaat het over de inhoud van de informatie, over wat er gezegd wordt.

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

definitie: Reflecteren 
Het terugkijken op je eigen handelen en het effect daarvan in een bepaalde situatie.


Slide 15 - Tekstslide

Reflecteren = leren over jezelf 
  • Terugblikken op je eigen handelen en ervaringen

  • Daarover nadenken

  • Nieuwe keuzes maken of niet

Slide 16 - Tekstslide

Van een afstand kijk je naar
wat je deed
wat je vertelde
wat je vond
wat je dacht
wat je voelde

Slide 17 - Tekstslide

Reflecteren doe je zo
                           je gaat in gedachten terug naar de situatie

 
je herhaalt de situatie in je hoofd    
                                                                                                                                                                                                                                                                                                         je kijkt er van een afstand naar - een helikopterview              

Slide 18 - Tekstslide

Doorlopend proces
Je bent dus nooit klaar met reflecteren! 

Door het nu regelmatig bewust te doen, zul je merken dat het op een gegeven moment vanzelf gaat bij alles wat je doet. 

Een reflectieverslag is een momentopname. 

Slide 19 - Tekstslide

Doel van reflectie


Bewust bekwaam handelen: weten wat je doet, hoe je het doet, waarom je het doet en wat de gevolgen van je handelen zijn.

Slide 20 - Tekstslide

Evaluatie
Efficiënter te werken
Een handeling of activiteit de volgende keer beter te laten verlopen
Verantwoording af te leggen van je handelen
Een doelstelling bij te stellen
Vast te stellen of je plan werkte zoals je verwachtte
Vast te stellen of je jouw doelen ook echt bereikt hebt
Tijdens het werk te checken of het loopt zoals je bedacht had

Slide 21 - Tekstslide

Twee niveaus van evaluatie
Productevaluatie
 
Is het doel behaald?
Procesevaluatie

Op welke manier is het doel behaald?

Slide 22 - Tekstslide

Criteria product


  • Resultaat
  • Welke eisen zijn er?
  • Welke eisen stel jezelf/de cliënt
Criteria proces


  • Sfeer in de groep
  • Tevredenheid
  • Samenwerking
  • Inzet

Slide 23 - Tekstslide

Manieren van evalueren

Evaluatiegesprek
Individueel
Evaluatieformulier of vragenlijst
Observeren

Slide 24 - Tekstslide

Stappen van evaluatie
  1. Bedenk wanneer je gaat evalueren
  2.  Bedenk wat je gaat evalueren
  3. Bedenk hoe je gaat evalueren
  4. Voer de evaluatie uit
  5. Werk de resultaten uit
  6. Geef gevolg aan de resultaten

Slide 25 - Tekstslide

Reflecteren met de reflectietrap
Je leren wordt doelgericht:
 Door te reflecteren ga je nadenken over je eigen handelen en bewust zoeken naar oplossingen voor problemen die je tegenkomt.

Slide 26 - Tekstslide

1
2
3
4
5

Slide 27 - Tekstslide

Met welke reflectie methoden ben jij bekend?

Slide 28 - Open vraag

Reflectie methoden 
STRAK 
Korthagen 
5G schema
SWOT analyse 
Kernkwadranten 


Slide 29 - Tekstslide

STARR
   Methode

Slide 30 - Tekstslide

Reflecteren
  • Terugblikken op je eigen handelen en ervaringen

  • Daarover nadenken

  • Nieuwe keuzes maken

Slide 31 - Tekstslide

ABCD 
   Methode

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

STRAK-Methode 

Slide 35 - Tekstslide

Waarom reflecteren?
1. Meer over jezelf te leren
- wie ben ik?
- wat doe ik?
2. Inzicht in emoties die een rol spelen bij jou
3. Nadenken eigen handelen  -> vergroot zelfstandigheid
4. Nieuwe keuze maken, of juist niet!

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Reflectiemethodes
1. STARR
2. ABCD
3. 5G
4. Korthagen


Slide 38 - Tekstslide

STARR
   Methode

Slide 39 - Tekstslide

ABCD 
   Methode

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Waar staan de letters voor?

Situatie
Vertel kort de situatie waarin je succesvol bent geweest

Taak
Wat is jouw taak?  Wat is jouw doel?
Wat is jouw rol of verantwoordelijkheid?

Resultaat
Wat is het resultaat van jouw handelen?

Aanpak
Hoe heb je dat aangepakt in die situatie?

Keuzes
welke keuzes heb je gemaakt en waarom?

Slide 42 - Tekstslide

Opdracht Boek communicatie
thema 7 zelfbeeld en reflectie

  1. wat is het verschil tussen reflecteren en evalueren?
  2. wat heeft je zelfbeeld te maken met je manier van werken?
  3. wat bedoelen ze met: jezelf verkeerd waarnemen?
  4. wat bedoelen ze met: anderen verkeerd waarnemen?

Slide 43 - Tekstslide

Jezelf verkeerd waarnemen
  • Jezelf beleven als vanzelfsprekend
  • Voordeel: je weet wie je bent wat je denkt en wat je zegt
  • Nadeel: Het kan je belemmeren in zelfontplooiing 

Slide 44 - Tekstslide

Innerlijke criticus
Bij alles over je schouder meekijken
Bron van narigheid --> oordelen over alles wat je doet en denkt. 

Voorbeelden:
De stem die je telkens opjaagt: Je moet die band zo ook nog plakken

De stem die schuldgevoelens aanpraat: Je bent een waardeloze vriendin

De stem die je vertelt dat je faalt: Een ander had dit allang gedaan

Slide 45 - Tekstslide

Je bent je gedachten niet...
  • Je bent niet wat je denkt
  • Je kunt het voorbij laten gaan
  • Kijk er van een afstandje naar
  • Lach om die absurde gedachten! 


  • Accepteer je gedachten
  • Stop met het streven naar perfectie
  • Fouten maken horen erbij in het leven
  • Is het realistisch om te streven naar perfectie?

Slide 46 - Tekstslide

Anderen verkeerd waarnemen
  • Eigen betekenis geven aan de reactie van de ander
  • Jouw interpretaties
  • Je laat je onzeker maken

Slide 47 - Tekstslide

Wat is de belangrijkste reden om te evalueren?
A
Om objectief te kunnen beslissen of een resultaat voldoende is of niet.
B
Om conclusies te kunnen trekken voor een volgende keer.
C
Om vast te leggen wat er fout ging tijdens een proces.
D
Om vast te leggen waardoor of door wie fouten tijdens het proces zijn ontstaan.

Slide 48 - Quizvraag

In welke situatie heeft evalueren geen zin?
A
Als de activiteit eenmalig was.
B
Als het plan niet door jou is gemaakt.
C
Als je de conclusies niet gebruikt.
D
Alle drie situaties

Slide 49 - Quizvraag

Waar kun je een evaluatie voor gebruiken?

Slide 50 - Open vraag

Op welke twee niveaus kun je evalueren?

Slide 51 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een productevaluatie.

Slide 52 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een procesevaluatie.

Slide 53 - Open vraag

Welke evaluatiemethode is het meest geschikt om na te gaan of de afgesproken handelingen op de juiste manier worden uitgevoerd?
A
groepsgesprek
B
evaluatieformulier
C
vragenlijst
D
observatie

Slide 54 - Quizvraag