• Wat is LessonUp
  • Zoeken
  • Kanalen
  • AI-tools

    Beta

‹Terug naar zoeken

Spreekwoorden

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

figuurlijk of letterlijk taalgebruik

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:
  • Weet je het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik
  • Hebben we geoefend met spreekwoorden

Slide 3 - Tekstslide


Letterlijk taalgebruik

Dit vertelt precies wat er gebeurd is.

Bijvoorbeeld: 

tegen de lamp lopen -->

 je bent écht tegen de lamp aangelopen

Slide 4 - Tekstslide


Figuurlijk taalgebruik

 Dit heeft een andere betekenis dan dat er staat.

'Tegen de lamp lopen' kan in dit geval ook betekenen: je deed iets stiekem en bent nu gesnapt

Slide 5 - Tekstslide

Spreekwoorden
Spreekwoorden zijn altijd figuurlijk bedoeld!
  • De baard in de keel krijgen
  • Een blauwtje lopen
  • Iemand uit de droom helpen
  • Bij de pakken neerzitten

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekenen die spreekwoorden?

Slide 7 - Tekstslide

We gaan oefenen
Luister goed naar de uitleg!

Slide 8 - Tekstslide

Knoop het in je oren
A
Je moet goed luisteren
B
Je moet iets onthouden

Slide 9 - Quizvraag

Ergens een hard hoofd in hebben
A
Je hebt er geen vertrouwen in
B
Je hebt erge hoofdpijn

Slide 10 - Quizvraag

Iemand tegen het lijf lopen
A
Tegen iemand aanlopen
B
Iemand tegenkomen

Slide 11 - Quizvraag

Ieder huisje heeft zijn kruisje
A
Iedereen heeft zijn eigen problemen
B
Elk huis ziet er anders uit

Slide 12 - Quizvraag

De appel valt niet ver van de boom
A
Kinderen lijken op hun ouders
B
Problemen lossen zich niet vanzelf op

Slide 13 - Quizvraag

Een appeltje met iemand te schillen hebben
A
Je wilt met iemand afspreken
B
Je moet nog iets met iemand oplossen

Slide 14 - Quizvraag

Iemand het bloed onder de nagels vandaan halen
A
Je irriteert iemand
B
Je verwond iemand

Slide 15 - Quizvraag

Een kat in de zak kopen
A
Iemand verrassen
B
Een miskoop doen

Slide 16 - Quizvraag

Blaffende honden bijten niet
A
Iemand die dreigt doet niets
B
Alle honden zijn lief

Slide 17 - Quizvraag

Twee vliegen in een klap slaan
A
Je bent twee keer zo snel als anderen
B
Je lost twee problemen in een keer op

Slide 18 - Quizvraag

Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht
A
Liever een goede vriend dan tien kennissen
B
Liever een beetje dan helemaal niets

Slide 19 - Quizvraag

Ga nu allemaal zitten op je plek

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Kan iemand een spreekwoord noemen dat we vandaag geleerd hebben?

Slide 22 - Tekstslide

Meer lessen zoals deze

TL3: woordenschat: letterlijk en figuurlijk taalgebruik

November 2022 - Les met 19 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

woordenschat h2

October 2022 - Les met 16 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

Lezen H3: letterlijk en figuurlijk taalgebruik

June 2024 - Les met 14 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

4.6 Letterlijk en figuurlijk

March 2024 - Les met 16 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

KT2: woordenschat H2: letterlijk en figuurlijk taalgebruik

October 2022 - Les met 17 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

Cursus 4, paragraaf 6: Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

February 2023 - Les met 16 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

January 2019 - Les met 13 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

Lezen H3: letterlijk en figuurlijk taalgebruik

February 2019 - Les met 18 slides
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1
LessonUp
Algemene voorwaardenPrivacy StatementCookie StatementContact
Nederlands

Onze cookies

Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.

Bewerk instellingen