Lezen/luisteren

NEDERLANDS
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

NEDERLANDS

Slide 1 - Tekstslide

Tekstsoorten
- informatieve teksten
- instructieve teksten
- betogende teksten
- activerende teksten

Slide 2 - Tekstslide

DOEL van een tekst


- De schrijver wil bij de lezer iets bereiken, daarom heeft een tekst een DOEL

Slide 3 - Tekstslide

DOEL:

Informeren


De schrijver wil dat je iets te weten komt

Slide 4 - Tekstslide

DOEL:

Overtuigen


De schrijver wil zijn mening geven

Slide 5 - Tekstslide

DOEL:

Activeren/overhalen


De schrijver wil dat je iets gaat doen

Slide 6 - Tekstslide

DOEL:

Instrueren


De schrijver wil uitleggen hoe je iets moet doen

Slide 7 - Tekstslide

DOEL:

Amuseren


De schrijver wil je vermaken

Slide 8 - Tekstslide

TEKSTDOELEN

Slide 9 - Tekstslide

PUBLIEK van een tekst


- Om het DOEL van een tekst te kunnen bereiken, moet de schrijver rekening houden met zijn PUBLIEK

Slide 10 - Tekstslide

PUBLIEK van een tekst

Voor welk publiek een tekst bedoeld is,

zie je aan:

- het onderwerp

- het taalgebruik

- de bron

Slide 11 - Tekstslide

De opbouw van een tekst

Slide 12 - Tekstslide

Hoe begint de schrijver de tekst?
A
Hij geeft een aantal nuttige tips.
B
Hij maakt een probleem duidelijk.
C
Hij noemt persoonlijke ervaringen.

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Waarom spreekt de arts hier van tragedie?
A
Omdat er een patiënt is overleden
B
De patiënt had langer geleefd als hij gezond was
C
De arts mist zijn I-pod
D
Er worden teveel fouten gemaakt.

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Welk probleem wordt besproken in het fragment
A
Slechte beheersing van de Nederlandse taal
B
Hun zoon haalt alleen maar onvoldoendes
C
Buitenlandse mensen hebben te weinig kennis van de Nederlandse taal

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Welk tekstdoel heeft het filmpje over de appie-app?
A
instructief
B
overhalend/activerend
C
informerend
D
amuserend

Slide 19 - Quizvraag


Wat voor soort tekst is dit?
A
nieuwsbericht
B
stripverhaal
C
reclametekst
D
recept

Slide 20 - Quizvraag

Advertentie op Marktplaats
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 21 - Quizvraag

Oproep om te gaan demonstreren tegen coronamaatregelen
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 22 - Quizvraag

Betoog

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het doel van de schrijver?

Teksten zonder mening

- Informatieve tekst: informatie geven

- Instructieve tekst: hoe moet je een instructie gebruiken?

Teksten met een mening

- Betogende tekst: overtuigen

- Beschouwende tekst: aan het denken zetten over een bepaalde kwestie, verschillende kanten worden belicht



Slide 24 - Tekstslide

Ingezonden brief in een krant is vaak een betoog
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

In een betoog probeert de schrijver je te overtuigen van zijn gelijk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Betoog:

Met een betoog wil iemand het publiek overtuigen van zijn/mening in een vorm van een standpunt.

Zijn mening wordt onderbouwd met argumenten (redenen). Deze argumenten worden weer ondersteund met uitleg of voorbeelden. Een betoog wordt sterker als er tegenargumenten worden weerlegd. Aan het eind van een betoog worden de argumenten kort samengevat en het standpunt herhaald.

Slide 27 - Tekstslide

Informatieve tekst
betogende tekst
vooral feiten
brochure
overtuigen
informeren
vooral mening
standpunt onderbouwen

Slide 28 - Sleepvraag

Tip 1
Beantwoord eerst de vragen die je weet

Slide 29 - Tekstslide

Tip 2
Lees eerst de vraag goed door en luister of lees daarna pas de tekst.

Slide 30 - Tekstslide

Tip 3
Er zijn vaak 2 antwoorden (bijna) goed. 
Ga 'strepen' op basis van logisch nadenken.

Slide 31 - Tekstslide