4V | Die Wechselpräpositionen

Herzlich wilkommen im Deutschunterricht
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herzlich wilkommen im Deutschunterricht

Slide 1 - Tekstslide

Nach dieser Stunde...
  • ... weiß ich, was ich für den nächsten Test lernen muss 
  • ... kann ich die Wechselpräpositionen korrekt übersetzen 

Slide 2 - Tekstslide

Die Testwoche nach den Ferien
  • Lesen 
  • Grammatik: die Wechselpräpositionen 

  • Warum? Lernen! :-) 

Slide 3 - Tekstslide

Planung:
  • Mittwoch (heute): Grammatik 
  • Donnerstag (morgen): Lesen üben

Slide 4 - Tekstslide

De keuzevoorzetsels
an, auf, hinter, neben, in, über, unter, vor, zwischen

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vertaal je het voorzetsel in de volgende zin:
Eva sitzt immer (naast) mir.
A
hinter
B
neben
C
zwischen
D
über

Slide 6 - Quizvraag

Hoe vertaal je het voorzetsel in de volgende zin:
Kommst du (over) einer Woche mit?
A
über
B
unter
C
an
D
in

Slide 7 - Quizvraag

Hoe vertaal je het voorzetsel in de volgende zin: Hast du Lust (op) diese wirklich coole Veranstaltung?
A
auf
B
in
C
über
D
vor

Slide 8 - Quizvraag

Hoe vertaal je het voorzetsel in de volgende zin: Das liegt nicht echt (aan) ihm, dass wir verloren haben.
A
in
B
an
C
auf
D
hinter

Slide 9 - Quizvraag

Hoe vertaal je het voorzetsel in de volgende zin: Ich sehe dich dann (voor) der Garderobe, einverstanden?
A
in
B
über
C
vor
D
hinter

Slide 10 - Quizvraag

Wechselpräpositionen: 3. oder 4. Fall

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer krijg je een 3e/4e naamval bij de keuzevoorzetsels? 
3e naamval
4e naamval

Slide 12 - Sleepvraag

Wat zijn de 3e en 4e naamval? Vul in op de volgende slide!

Slide 13 - Tekstslide

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
nominativ (1e)
ein
ein
keine
dativ (3e)
akkusativ (4e)
eine
Naamvallen : ein-Gruppe
einem
einem
einer
eine
keinen +n
ein
keine
einen

Slide 14 - Sleepvraag

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
nominativ (1e)
der
das
die
dativ (3e)
akkusativ (4e)
die
Naamvallen : der-Gruppe
dem
dem
der
die
den +n
das
die
den

Slide 15 - Sleepvraag

Vul de volgende zinnen in!
  1. Ich parke mein Auto (onder de) __________ Brücke.
  2. Es stehen schon viele Autos (naast de) __________ Brücke.
  3. Auch (onder de) _________ Baum steht ein Auto.
  4. Das Schiff fährt (in de)  __________ Fluss.
  5. Der Tisch steht (tussen de) ___________ Stühlen.
  6. Das Grillfest findet (achter het) __________ Haus statt.
  7. (Voor de) __________ Kirche steht ein Brunnen.

Slide 16 - Tekstslide