BS 4 de evolutietheorie in twee lessen mavo 2

Welkom!
Telefoon in de telefoontas/rugzak
Ga op je plek zitten
Log in bij LessonUp en open je boek op blz. 135
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Telefoon in de telefoontas/rugzak
Ga op je plek zitten
Log in bij LessonUp en open je boek op blz. 135

Slide 1 - Tekstslide

planning
- Terugblik
-Leerdoelen
- BS 4 uitleg
-Check leerdoelen
-zelfstandig werken
-Vooruitblik
-Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 4 - Quizvraag

Chantal heeft een hond. Een spiercel van deze hond bevat 78 chromosomen.
Hoeveel chromosomen heeft deze hond in een levercel?
A
39
B
78
C
156
D
36

Slide 5 - Quizvraag

Waarom heeft een mutatie in een geslachtscel een groter gevolg dan een mutatie in een lichaamscel?

Slide 6 - Open vraag

Erfelijkheid en evolutie
timer
2:00

Slide 7 - Tekstslide

leerdoel
Aan het einde van de les kun je beschrijven wat de evolutietheorie inhoudt.

Slide 8 - Tekstslide

Charles Darwin
1809-1882

Slide 9 - Tekstslide

Wat is evolutie?
Evolutie is de ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.

Slide 10 - Tekstslide

evolutie theorie.
evolutie theorie gaat uit van:
-Variatie in genotype
-natuurlijke selectie
-ontstaan nieuwe soorten  
-aanpassingen aan het milieu.

Slide 11 - Tekstslide

Verandering in genotype


Populatie = groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied


Geslachtelijke voortplanting en mutaties

Slide 12 - Tekstslide

Evolutie
Organismen van dezelfde soort lijken op elkaar, maar er kunnen ook kleine verschillen zijn. Dit heet variatie.

Door variatie ontstaat natuurlijke selectie.
  1. Dieren met een bepaald fenotype hebben een voordeel.
  2. Deze dieren hebben een grotere overlevingskans.
  3. Deze dieren hebben een grotere kans om voort te planten.
  4. Een gunstige eigenschap wordt doorgegeven.

Slide 13 - Tekstslide

Survival of the fittest
Het organisme wat het beste aangepast is, heeft de grootste kans om te overleven.

Slide 14 - Tekstslide

AANPASSING AAN HET MILIEU

Slide 15 - Tekstslide

Het ontstaan van nieuwe soorten

  • Mutaties (verandering van het gen)
  • Verandering in genen = verandering fenotype
  • Isolatie(twee soorten= twee populatie)


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?

Slide 18 - Tekstslide

check leerdoelen...

Slide 19 - Tekstslide

Vul de tekst in
geloven dat de
afstammen van andere
Zo'n langzame
noemen we 
................................
..........................
....................
..................
................
ontwikkeling
diersoorten
evolutie
biologen
mensen

Slide 20 - Sleepvraag

Darwin had het over 'survival of the fittest'
Waar staat 'fittest' voor bij evolutie?
A
Dat je het best bent aangepast aan je omgeving
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent

Slide 21 - Quizvraag

Het proces waarbij organismen zich aanpassen aan hun omgeving noem je...?
A
Ecologie
B
Charles Darwin
C
Survival of the fittest
D
Evolutie

Slide 22 - Quizvraag

wat
Opdracht 1 t/m 8  vanaf blz 138
Hoe
lees de tekst van basisstof 2
Hulp
1) boek    2) medeleerling  3 ) docent
Tijd
 Eerst in stilte -> daarna rustig overleggen.
Klaar
Opdrachten af? Controleer of je de opdrachten juist gemaakt hebt! ( via som )

Ga aan de slag met flitskaarten en test jezelf online

Slide 23 - Tekstslide