1. Leefomstandigheden: Dieren worden gehouden in krappe hokken en kooien, vaak zonder zachte ligplek, wat stress, verveling, frustratie en ziekten tot gevolg heeft. Om te voorkomen dat ze elkaar verwonden, worden er ingrepen gedaan, zoals het couperen van staarten en het weghalen van hoorns. Dieren worden dus aangepast aan de ongeschikte leefomstandigheden, in plaats van andersom.
2. Fysiek geweld: In sommige gevallen worden dieren fysiek mishandeld of misbruikt in de vleesindustrie. Dit kan bestaan uit het slaan, schoppen, trekken of op andere gewelddadige wijze hanteren van dieren.
3. Onnatuurlijke levensomstandigheden: Dieren in de vleesindustrie worden vaak blootgesteld aan onnatuurlijke levensomstandigheden. Ze worden gefokt om snel te groeien, wat kan leiden tot gezondheidsproblemen en pijnlijke aandoeningen.
4. Transportproblemen: Het transport van dieren naar slachthuizen kan vaak zeer stressvol zijn. Dieren worden soms lange afstanden vervoerd zonder voedsel, water of ventilatie, wat hun welzijn negatief beïnvloedt.
5. Slachtpraktijken: De manier waarop dieren worden geslacht in de vleesindustrie kan gepaard gaan met pijn en lijden. Sommige slachtmethoden kunnen onnauwkeurig of ineffectief zijn, waardoor dieren onnodig lang lijden voordat ze sterven.