Nederlands 3PW3 - 9 december 2020

Nederlands 

9 december 2020
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 

9 december 2020

Slide 1 - Tekstslide

Planning van deze les
  • Doelen van deze les benoemen
  • Terugblik
  • Theorie
  • Oefenen
  • Opdracht
  • Afsluiting les

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kent verschillende schrijfdoelen
  • Je weet wanneer je een formele en informele  toon moet gebruiken
  • Je oefent met een examenopdracht

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik

Slide 4 - Tekstslide

Die groep kinderen (bestormen) _______ straks waarschijnlijk de achtbaan.

Slide 5 - Open vraag

De door de kok (bereiden) ______ maaltijd heeft me uitstekend (smaken) ___________.

Slide 6 - Open vraag

Deze oplichter (bedriegen) ________ met name bejaarden.

Slide 7 - Open vraag

Inleiding, middenstuk en slot helpen...
A
voor een tekst met een goede structuur
B
juiste informatie te geven
C
om een conclusie te vinden
D
om je tekst zo kort mogelijk te houden

Slide 8 - Quizvraag

Een 'pakkende' inleiding schrijven hoort bij de functie....
A
aankondigen hoe de tekst is opgebouwd
B
belangstelling/aandacht van de lezer wekken
C
jouw standpunt onderbouwen

Slide 9 - Quizvraag

Met welk doel schrijf je als schrijver (noteer de schrijfdoelen)?

Slide 10 - Open vraag

Belangrijkste schrijfdoelen
  1. Informeren
  2. Instructie geven
  3. Overtuigen
  4. Activeren
  5. Amuseren

Slide 11 - Tekstslide

Schrijfdoelen
Als je schrijfdoel informeren is, breng je informatie over aan de lezer. Je geeft hierbij enkel feiten en niet je eigen mening.

Als je schrijfdoel instrueren is, wil je dat de lezer aan de hand van jouw instructies weet hoe hij iets moet doen of gebruiken. Je geeft uitleg in stappen en je spreekt de lezer aan: met jij/u of in de gebiedende wijs.

Als je schrijfdoel overtuigen is, wil je dat de lezer het met je eens is of je wilt dat de lezer iets gaat doen. Voor je gaat schrijven neem je een standpunt in en bedenk je argumenten om je standpunt te onderbouwen.

Slide 12 - Tekstslide

Formele en informele toon
Je toon is formeel als je schrijft over zakelijke dingen. Je spreekt de lezer aan met u en je bent beleefd. 

Je toon is informeel als je schrijft over persoonlijke dingen. Je mag de lezer met je aanspreken en je bent wat vrijer in je taalgebruik.

Slide 13 - Tekstslide

Informeel taalgebruik is...
A
Zakelijk
B
Persoonlijk

Slide 14 - Quizvraag

Informele berichten verstuur je naar...
A
vrienden, familie, kennissen...
B
je baas, bedrijven, instanties, instellingen...

Slide 15 - Quizvraag

Je meldt je aan op een nieuwe school
A
Informeel
B
Formeel

Slide 16 - Quizvraag

Opdracht
  • In CumLaude hangt de opdracht waar je nu mee aan de slag gaat.
  • Inleveren in CumLaude - examenopdracht schrijven

Slide 17 - Tekstslide

Bepaal de inhoud van de inleiding, het middenstuk en het slot
  • Bedenk hoe je de belangstelling van de lezer wekt in de inleiding. 
  • Bedenk hoe je het onderwerp introduceert in de inleiding. 

  • Ga je een overtuigende tekst schrijven, bedenk dan ook hoe je je standpunt duidelijk maakt. 
  • Zet de deelvragen of argumenten in een logische volgorde. 

  • Kies een vorm voor het slot.

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiting
Om 12.25u inchecken voor de afsluiting van de les.

Slide 19 - Tekstslide