2KGT 1.1 Wat is economie?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

2KGT 1.1 Wat is economie?

Goederen of diensten kopen voor je eigen behoeften noem je...

1. Consumeren
2. Produceren
3. Basisbehoeften
4. Overige behoeften

Terugblik

Wat weet je nog van de vorige introductieles?

Beantwoord de vragen op de volgende dia's

Economie gaat over keuzes maken

1. Juist
2. Onjuist

Alles wat je nodig hebt of graag wilt hebben noem je...

1. Keuzes
2. Behoeften
3. Consumeren
4. Produceren

Producten maken om geld te verdienen noem je...

1. Consumeren
2. Produceren
3. Basisbehoeften
4. Overige behoeften

Consumenten en producenten hebben elkaar niet nodig en werken niet samen

1. Juist
2. Onjuist

Consumeren en produceren

1. Als je iets nodig hebt koop je dat met geld in een winkel. Je bent dan aan het consumeren: goederen of diensten kopen voor je eigen behoeften. 
2. Bedrijven maken de goederen en diensten voor je. Zij produceren: producten maken om geld te verdienen.  

Consumeren en produceren

Consumenten en producenten hebben elkaar nodig en werken samen. 

• Consumenten verdienen geld door te werken bij bedrijven
• Bedrijven hebben mensen nodig om te kunnen produceren
  
• Consumenten vragen om producten van bedrijven
• Bedrijven bieden producten aan 
• Consumenten en producenten ruilen met geld

De overheid

Maakt wetten en regels, ook op het gebied van economie.

Hoogte belasting -> invloed op hoeveel geld je kunt uitgeven.

Hoe het gaat met de economie, kan gevolgen hebben voor jou en jouw familie.

Terug naar de les

We maken gezamenlijk opdracht 11

Geldbedragen noteren

Noteer het € teken voor een geldbedrag

Tussen hele euro en centen noteer je een komma 

(op je rekenmachine een punt) -> bijvoorbeeld €3,50

Geldbedragen noteren

Een geldbedrag rond je af op hele centen 

(twee cijfers achter de komma)

Kijk naar het derde getal achter de komma

Afronden naar beneden: 0, 1, 2, 3, 4

Afronden naar boven: 5, 6, 7, 8, 9 

€ 2,365 rond je dus af naar boven op € 2,37

Geldbedragen noteren

Bij duizendtallen en miljoenen noteer je een punt tussen de duizendtallen (op je rekenmachine niet intoetsen)

€ 10 x € 10 = € 100

€ 100 x € 100 = € 10.000

€ 1.000 x € 1.000 = € 1.000.000

€ 2,364 rond je af op

1. 2.36
2. € 2.36
3. 2,35
4. € 2,35

Wat is juist?

1. €3.00
2. €101.200.00
3. €2.750.388
4. €2,672

Hoe noteer je drie en een half duizend euro en vijftig cent?

Maak onderstaande opdrachten

Opdracht 14 t/m 16

Meer oefenen? Herhalingsopdrachten blz. 38

Meer uitdaging? Plusopdrachten blz. 40