3.3 - deel 2 V3a; Puzzelen met schakelingen & Levelspel 6 - GOED

Pak je spullen:                                
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Pak je spullen:                                

Slide 1 - Tekstslide

Pak je spullen:                                

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
H.3.3 - deel 2 & Levelspel Elektriciteit 6

  • Herhalingsquiz 3.1 t/m 3.3, na de vakantie - 15 min.

  • Puzzelen met serie & parallel - afmaken - 15 min.
  • Nabespreken 5, 6, & 8 - 10 min.

  • Levelspel (als we tijd over hebben)


Slide 3 - Tekstslide

Doel van deze les
  • Je hebt kunt de basisbegrippen van elektriciteit weer uitleggen.

  • Je kunt rekenen met spanning, weerstand en stroom in parallelle en seriële schakelingen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is elektrische lading?
A
Eén van de basiseigenschappen van materie (stof)?
B
Iets wat energie geeft.
C
Iets wat stroomt.
D
De bron van elektrische kracht & energie.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is elektrische stroom?
A
De oorzaak van het stromen van elektriciteit.
B
Willekeurige beweging van ladingen.
C
Collectieve beweging van ladingen in één richting.
D
Hoeveel lading per seconde langs een punt stroomt.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is elektrische spanning (Volt)?
A
De oorzaak van het stromen van elektriciteit.
B
Een ophoping van ladingen.
C
De krachtbron in een elektrische stroomkring.
D
De elektrische kracht van ladingen.

Slide 7 - Quizvraag

Wat duidt dit
symbool aan?

A
Een batterij
B
Een weerstand
C
Een lampje
D
Een schakelaar

Slide 8 - Quizvraag

Wat gaat er mis
in dit circuit? :

A
De batterij staat verkeerd om.
B
Hij doet niks, want er is geen lamp o.i.d.
C
De stroom wordt te hoog: "Kortsluiting"
D
Er gaat niks mis.

Slide 9 - Quizvraag

Wat drukt dit circuit uit?

A
Niks, want er loopt geen stroom.
B
Een weerstand met een lampje en batterij.
C
Een weerstand met een schakelaar en batterij.
D
Een lampje met een schakelaar en batterij.

Slide 10 - Quizvraag

Als je de schakelaar sluit:
Hoe gaat de stroom dan
lopen?

A
Alleen door de lamp.
B
Van batterij naar lamp.
C
Met klok mee: dus bij batterij naar boven, en door lamp naar rechts.
D
Tegen klok in: dus bij batterij naar beneden, door lamp naar links.

Slide 11 - Quizvraag

Als je de schakelaar sluit:
Hoe bewegen
de elektronen dan?

A
Alleen door de lamp.
B
Van batterij naar lamp.
C
Rechtsom: dus bij batterij naar boven, en door lamp naar rechts
D
Linksom: dus bij batterij naar beneden, bij lamp naar links.

Slide 12 - Quizvraag

Welk poppetje staat voor
wat?

A
Rood=Spanning, Geel=Stroom, Groen=Weerstand
B
Rood=Stroom, Geel=Spanning, Groen=Weerstand
C
Rood=Weerstand, Geel=Stroom, Groen=Spanning
D
Rood=Weerstand, Geel=Spanning, Groen=Stroom

Slide 13 - Quizvraag

Welke formule is correct?

R
I
U
A
I = U * R
B
I = U / R
C
I = R / U

Slide 14 - Quizvraag

Wat klopt er niet aan de uitspraak:
"Er staat stroom op het stopcontact."

A
Stroom staat niet, stroom stroomt.
B
Als er geen apparaat is aangesloten, dan is er geen stroom.
C
Er staat alleen spanning op het stopcontact.
D
Stroom stroomt in een draad. Spanning staat op een spanningsbron.

Slide 15 - Quizvraag

Wat geeft de
stroommeter hier aan:
??
A
15 A
B
0,15 A
C
6,7 A

Slide 16 - Quizvraag

1
2
3
Stel: De stroom bij "1" is 1 ampère:

Wat is de stroom bij 2?
Wat is de stroom bij 3?

Slide 17 - Tekstslide

1
2
3

Stel: De stroom bij "1" is 4 ampère:

Wat is de stroom bij 2?
Wat is de stroom bij 3?

Slide 18 - Tekstslide

1
2

Stel: De spanning bij "1" is 20 Volt:

Wat is de spanning bij 2?


Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

1
2

Stel: De spanning bij "1" is 20 Volt:

Wat is de spanning bij 2?
Wat is de spanning bij 3?


3

Slide 21 - Tekstslide

                                       Parallel





Stroom:      verdeelt zich:   

Want 'elektronen kunnen maar door 1 draad gaan'.
Meer weerstand in een draad, dan minder stroom daar.

Spanning:   overal gelijk: 

Weerstand 1 voelt dus een spanning van 20V, 
dus er gaat een stroom door van 20V/10ohm = 2 A,
en door de andere ook, dus:

Weerstand:  Weerstand telt 'omgekeerd' op en wordt dus kleiner

                                       Serie





Stroom:      overal gelijk:    


Spanning:   verdeelt zich in verhouding van weerstanden:


Weerstand 1 voelt dus een spanning van 10V, 
dus er gaat een stroom door van 10V/10ohm = 1 A

Weerstand:  Weerstand telt op: 


Alsof er één grote weerstand was van 20 Ohm

Itot=I1=I2=...
Vtot=V1+V2+...
R1tot=R11+R12=101+101=102=51
Vtot=V1=V2=...
Itot=I1+I2+...
Itot=I1+I2=2A+2A=4A
Rtot=R1+R2=10+10=20Ω
Rtot=5Ω
timer
7:00

Slide 22 - Tekstslide

                                       Parallel





Stroom:      verdeelt zich:   

Want 'elektronen kunnen maar door 1 draad gaan'.
Meer weerstand in een draad, dan minder stroom daar.

Spanning:   overal gelijk: 

Weerstand 1 voelt dus een spanning van 20V, 
dus er gaat een stroom door van 20V/10ohm = 2 A,
en door de andere ook, dus:

Weerstand:  Weerstand telt 'omgekeerd' op en wordt dus kleiner

                                       Serie





Stroom:      overal gelijk:    


Spanning:   verdeelt zich in verhouding van weerstanden:


Weerstand 1 voelt dus een spanning van 10V, 
dus er gaat een stroom door van 10V/10ohm = 1 A

Weerstand:  Weerstand telt op: 


Alsof er één grote weerstand was van 20 Ohm

Itot=I1=I2=...
Vtot=V1+V2+...
R1tot=R11+R12=101+101=102=51
Vtot=V1=V2=...
Itot=I1+I2+...
Itot=I1+I2=2A+2A=4A
Rtot=R1+R2=10+10=20Ω
Rtot=5Ω
timer
7:00

Slide 23 - Tekstslide

                                       Parallel





Stroom:      verdeelt zich:   

Want 'elektronen kunnen maar door 1 draad gaan'.
Meer weerstand in een draad, dan minder stroom daar.

Spanning:   overal gelijk: 

Weerstand 1 voelt dus een spanning van 20V, 
dus er gaat een stroom door van 20V/10ohm = 2 A,
en door de andere ook, dus:

Weerstand:  Weerstand telt 'omgekeerd' op en wordt dus kleiner

                                       Serie





Stroom:      overal gelijk:    


Spanning:   verdeelt zich in verhouding van weerstanden:


Weerstand 1 voelt dus een spanning van 10V, 
dus er gaat een stroom door van 10V/10ohm = 1 A

Weerstand:  Weerstand telt op: 


Alsof er één grote weerstand was van 20 Ohm

Itot=I1=I2=...
Vtot=V1+V2+...
R1tot=R11+R12=101+101=102=51
Vtot=V1=V2=...
Itot=I1+I2+...
Itot=I1+I2=2A+2A=4A
Rtot=R1+R2=10+10=20Ω
Rtot=5Ω
timer
7:00

Slide 24 - Tekstslide

                                       Parallel





Stroom:      verdeelt zich:   

Want 'elektronen kunnen maar door 1 draad gaan'.
Meer weerstand in een draad, dan minder stroom daar.

Spanning:   overal gelijk: 

Weerstand 1 voelt dus een spanning van 20V, 
dus er gaat een stroom door van 20V/10ohm = 2 A,
en door de andere ook, dus:

Weerstand:  Weerstand telt 'omgekeerd' op en wordt dus kleiner

                                       Serie





Stroom:      overal gelijk:   


Spanning:   verdeelt zich in verhouding van weerstanden:


Weerstand 1 voelt dus een spanning van 10V, 
dus er gaat een stroom door van 10V/10ohm = 1 A

Weerstand:  Weerstand telt op: 


Alsof er één grote weerstand was van 20 Ohm

Itot=I1=I2=...
Utot=U1+U2+...
R1tot=R11+R12=101+101=102=51
Utot=U1=U2=...
Itot=I1+I2+...
Itot=I1+I2=2A+2A=4A
Rtot=R1+R2=10+10=20Ω
Rtot=5Ω
timer
7:00

Slide 25 - Tekstslide

Puzzelen met schakelingen
                                                                  Maak opgaven vanaf 1
                                                                     zorg dat je 5, 6, 7 en 8 af hebt.    
  
Straks krijg je de antwoorden op papier.
Daarna: Rad van Fortuin om uit te leggen!
We bespreken 5, 6, 7, 8)

timer
15:00
9:15

Slide 26 - Tekstslide

Wissel van buurvrouw/-man

Rij 1    gaat naar   Rij 3

Rij 3   gaat naar   Rij 5

Rij 5   gaat naar   Rij 1
9:15

Slide 27 - Tekstslide

Puzzelen met schakelingen
                                     Kijk samen na!
       



timer
5:00
9:15

Slide 28 - Tekstslide

Uitwisselen:
De volgende persoon mag het uitleggen:

H3

Slide 29 - Tekstslide

Uitwisselen:
De volgende persoon mag het uitleggen:

V3

Slide 30 - Tekstslide

Levelspel​ Elektriciteit 

  • Denken
  • Tekenen
  • Bouwen
  • Laten controleren

  • Loop je voor op de stof:
    Kijk eerst of je in het boek een antwoord kunt vinden.

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk
  1. Lees bladzijde 93 & 94

  2. Maak een samenvatting

  3. Schrijf vragen op over wat je niet snapt

  4. Maak opgave 52

Slide 33 - Tekstslide

Berekenen snelheid elektronen

Slide 34 - Tekstslide