3.3 deel 1 & Levelspel 4

Pak je spullen:                                
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Pak je spullen:                                

Slide 1 - Tekstslide

Pak je spullen:                                

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
H.3.2 - deel 2 & Levelspel Elektriciteit 4
  • Serie & Parallel - Bedenken
  • Serie & Parallel - Opgaven
  • Opgaven of Lezen 3.3
  • Levelspel 4

Slide 3 - Tekstslide

Doel van deze les
  • Je kunt uitleggen hoe spanning en stroom zich verdelen in een serieschakeling.
  • Je kunt uitleggen hoe spanning en stroom zich verdelen in een parallelle schakeling.
  • Je kunt rekenen met spanning, weerstand en stroom in parallel- en serieschakelingen. 

Slide 4 - Tekstslide

1
2
3
Stel: De stroom bij "1" is 1 ampère:

Wat is de stroom bij 2?
Wat is de stroom bij 3?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

1
2
3

Stel: De stroom bij "1" is 4 ampère:

Wat is de stroom bij 2?
Wat is de stroom bij 3?

Slide 7 - Tekstslide

1
2

Stel: De spanning bij "1" is 20 Volt:

Wat is de spanning bij 2?


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

1
2

Stel: De spanning bij "1" is 20 Volt:

Wat is de spanning bij 2?
Wat is de spanning bij 3?


3

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

                                       Parallel





Stroom:      verdeelt zich:   

Want 'elektronen kunnen maar door 1 draad gaan'.
Meer weerstand in een draad, dan minder stroom daar.

Spanning:   overal gelijk: 

Weerstand 1 voelt dus een spanning van 20V, 
dus er gaat een stroom door van 20V/10ohm = 2 A,
en door de andere ook, dus:

Weerstand:  Weerstand telt 'omgekeerd' op en wordt dus kleiner

                                       Serie





Stroom:      overal gelijk:   


Spanning:   verdeelt zich in verhouding van weerstanden:


Weerstand 1 voelt dus een spanning van 10V, 
dus er gaat een stroom door van 10V/10ohm = 1 A

Weerstand:  Weerstand telt op: 


Alsof er één grote weerstand was van 20 Ohm

Itot=I1=I2=...
Vtot=V1+V2+...
R1tot=R11+R12=101+101=102=51
Vtot=V1=V2=...
Itot=I1+I2+...
Itot=I1+I2=2A+2A=4A
Rtot=R1+R2=10+10=20Ω
Rtot=5Ω
timer
7:00

Slide 12 - Tekstslide

                                       Parallel





Stroom:      verdeelt zich:   

Want 'elektronen kunnen maar door 1 draad gaan'.
Meer weerstand in een draad, dan minder stroom daar.

Spanning:   overal gelijk: 

Weerstand 1 voelt dus een spanning van 20V, 
dus er gaat een stroom door van 20V/10ohm = 2 A,
en door de andere ook, dus:

Weerstand:  Weerstand telt 'omgekeerd' op en wordt dus kleiner

                                       Serie





Stroom:      overal gelijk:   


Spanning:   verdeelt zich in verhouding van weerstanden:


Weerstand 1 voelt dus een spanning van 10V, 
dus er gaat een stroom door van 10V/10ohm = 1 A

Weerstand:  Weerstand telt op: 


Alsof er één grote weerstand was van 20 Ohm

Itot=I1=I2=...
Vtot=V1+V2+...
R1tot=R11+R12=101+101=102=51
Vtot=V1=V2=...
Itot=I1+I2+...
Itot=I1+I2=2A+2A=4A
Rtot=R1+R2=10+10=20Ω
Rtot=5Ω
timer
7:00

Slide 13 - Tekstslide

                                       Parallel





Stroom:      verdeelt zich:   

Want 'elektronen kunnen maar door 1 draad gaan'.
Meer weerstand in een draad, dan minder stroom daar.

Spanning:   overal gelijk: 

Weerstand 1 voelt dus een spanning van 20V, 
dus er gaat een stroom door van 20V/10ohm = 2 A,
en door de andere ook, dus:

Weerstand:  Weerstand telt 'omgekeerd' op en wordt dus kleiner

                                       Serie





Stroom:      overal gelijk:   


Spanning:   verdeelt zich in verhouding van weerstanden:


Weerstand 1 voelt dus een spanning van 10V, 
dus er gaat een stroom door van 10V/10ohm = 1 A

Weerstand:  Weerstand telt op: 


Alsof er één grote weerstand was van 20 Ohm

Itot=I1=I2=...
Vtot=V1+V2+...
R1tot=R11+R12=101+101=102=51
Vtot=V1=V2=...
Itot=I1+I2+...
Itot=I1+I2=2A+2A=4A
Rtot=R1+R2=10+10=20Ω
Rtot=5Ω
timer
7:00

Slide 14 - Tekstslide

                                       Parallel





Stroom:      verdeelt zich:   

Want 'elektronen kunnen maar door 1 draad gaan'.
Meer weerstand in een draad, dan minder stroom daar.

Spanning:   overal gelijk: 

Weerstand 1 voelt dus een spanning van 20V, 
dus er gaat een stroom door van 20V/10ohm = 2 A,
en door de andere ook, dus:

Weerstand:  Weerstand telt 'omgekeerd' op en wordt dus kleiner

                                       Serie





Stroom:      overal gelijk:   


Spanning:   verdeelt zich in verhouding van weerstanden:


Weerstand 1 voelt dus een spanning van 10V, 
dus er gaat een stroom door van 10V/10ohm = 1 A

Weerstand:  Weerstand telt op: 


Alsof er één grote weerstand was van 20 Ohm

Itot=I1=I2=...
Vtot=V1+V2+...
R1tot=R11+R12=101+101=102=51
Vtot=V1=V2=...
Itot=I1+I2+...
Itot=I1+I2=2A+2A=4A
Rtot=R1+R2=10+10=20Ω
Rtot=5Ω
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Maak opgave 38
blz. 90

Klaar? 
begin aan 37
(niet c), 35, 31, 32




timer
5:00
9:15

Slide 16 - Tekstslide

Maak opgave 37 (niet c)
blz. 90

Klaar? 
begin aan 35, 31, 32, 39




timer
5:00
9:15

Slide 17 - Tekstslide

Maak opgave 35
blz. 90

Klaar? 
begin aan 31, 32, 39, 40




timer
5:00
9:15

Slide 18 - Tekstslide

Berekenen snelheid elektronen

Slide 19 - Tekstslide

Uitwisselen:
De volgende persoon mag het uitleggen:

H3

Slide 21 - Tekstslide

Uitwisselen:
De volgende persoon mag het uitleggen:

V3

Slide 22 - Tekstslide

Levelspel Elektriciteit 4
  • Kom je stencil & bakje halen en ga verder!

  • Denken
  • Tekenen
  • Bouwen
  • Laten controleren
    Loop je voor op de stof:
    Kijk eerst of je in het boek een antwoord kunt vinden.

timer
25:00

Slide 23 - Tekstslide

Levelspel​ Elektriciteit 

  • Denken
  • Tekenen
  • Bouwen
  • Laten controleren

  • Loop je voor op de stof:
    Kijk eerst of je in het boek een antwoord kunt vinden.

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk staat in SOM

Maak opg. 16a,d, 17, 18, 20 a,b,d & 24
op blz. 84
Lees blz. 82, 83 vanaf Weerstand
   Vergeet alles over G, geleidbaarheid en Siemens




10:35

Slide 25 - Tekstslide

Nabespreken oefentoets opgave 1 t/m 14
V3

Slide 26 - Tekstslide