Possessive: 's, ' and ... of ...

Possessive: 's, ' and ... of ...
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Possessive: 's, ' and ... of ...

Slide 1 - Tekstslide

Vaste -s! Toch?!?
Je hebt geleerd dat woorden in het meervoud ALTIJD 
een vaste -s krijgen.
boy - boys / baby - babies.

Maar toch komt er ook 's voor in het Engels!
The boy's dog was black and white.

Slide 2 - Tekstslide

Wie weet hoe dit kan?

Slide 3 - Woordweb

Uitleg
Als je wilt zeggen dat iets van iemand is, zet je meestal ‘s achter de eigenaar:
Dat is de auto van Frank. = That is Frank‘s car.
De kamer van mijn zus is een zooi. = My sister‘s room is a mess.
Het voedsel van de kat is smerig. = The cat‘s food is gross.
De vriendin van Kees is knap. = Kees‘s girlfriend is pretty.

Als de eigenaar én in het meervoud staat én al eindigt op een s, zet je alleen een ‘ achter de eigenaar:
Het huis van mijn ouders is groot. = My parents‘ house is big.
Het haar van zijn vriendin is kort. = His friends‘ hair is short.

Als je wilt zeggen dat iets van iemand is, zet je meestal ‘s achter de eigenaar:

Dat is de auto van Frank. = That is Franks car.
De kamer van mijn zus is een zooi. = My sisters room is a mess.



Als de eigenaar én in het meervoud staat én al eindigt op een s, zet je alleen een achter de eigenaar:

Het huis van mijn ouders is groot. = My parents‘ house is big.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Let op!
  • als iets bij een ding hoort of een geografische locatie is, dan gebruik je ... of ...
   -   the roof of the school
   -   the city of Amsterdam

  •  Bij woorden van tijd gebruik je bij enkelvoud 's en bij meervoud '
- today's weather / a three weeks' holiday

Slide 6 - Tekstslide

Isn't this ____ book?
A
Peter
B
Peter's
C
Peters'

Slide 7 - Quizvraag

They are painting the ____ room this week.
A
children's
B
childrens
C
childrens'

Slide 8 - Quizvraag

Did you read ___ newspaper?
A
yesterdays
B
yesterdays'
C
yesterday's

Slide 9 - Quizvraag

My ____ house is pretty far away.
A
grandparents's
B
grandparents'
C
grandparents

Slide 10 - Quizvraag

Which one is correct?
A
The window of the room
B
The room's window

Slide 11 - Quizvraag

Which one is correct?
A
Our friend's cats
B
The cats of our friend

Slide 12 - Quizvraag

Which one is correct?
A
England's capital
B
The capital of England

Slide 13 - Quizvraag

Conjunctions zijn....
A
conducteurs
B
voegen
C
treinwissels
D
voegwoorden

Slide 14 - Quizvraag

Functie van voegwoorden is...
A
twee woorden aan elkaar 'plakken'
B
twee zinnen aan elkaar 'plakken'
C
2 paragrafen aan elkaar 'plakken'
D
2 alinea's aan elkaar 'plakken;

Slide 15 - Quizvraag

conjunctions hebben een eigen functie:

Slide 16 - Tekstslide

So
A
logisch gevolg
B
keuze
C
opsomming
D
tegenstelling

Slide 17 - Quizvraag

after, before
A
logisch gevolg
B
keuze
C
tijd
D
tegenstelling

Slide 18 - Quizvraag

since/because
A
logisch gevolg
B
keuze
C
tijd
D
reden/oorzaak

Slide 19 - Quizvraag

yet, but
A
tegenstelling
B
keuze
C
tijd
D
reden/oorzaak

Slide 20 - Quizvraag

until, when, while
A
tegenstelling
B
tijd
C
keuze
D
logisch gevolg

Slide 21 - Quizvraag

or
A
tegenstelling
B
tijd
C
keuze
D
logisch gevolg

Slide 22 - Quizvraag

and
A
tegenstelling
B
keuze
C
opsomming
D
logisch gevolg

Slide 23 - Quizvraag

How well did you do?
0100

Slide 24 - Poll