examen stof

Bereken de inhoud van de balk in cm3.
1 / 31
volgende
Slide 1: Open vraag
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Bereken de inhoud van de balk in cm3.

Slide 1 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk aanzicht is dit?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vul de tabellen in bij deze formules

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de oppervlakte van deze balk?

Slide 4 - Open vraag

102
Maak de formule bij de tabel

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een formule bij de grafiek

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke schaal hoort bij de schaallijn hiernaast?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de oppervlakte.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de omtrek.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sam verdient volgens de volgende formule:
inkomsten in euro = 3,50 + 4,25 x tijd in uren

Hij verdient 41,75 euro. Hoeveel uur heeft hij gewerkt?
Los op met inklemmen.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

oppervlakte cirkel = π x straal x straal
Bereken de oppervlakte van de cirkel
hiernaast.
Rond af op 2 decimalen.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken hoek B van
parallellogram ABCD

                 Vul alleen het getal in!

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de oppervlakte van deze driehoek?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Jolanda leest in een folder dat een rokje van €35,- nu maar €25 euro kost.

Bereken hoeveel procent korting dat is. Rond af op hele procenten
A
29%
B
71%
C
10%
D
25%

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoek A1 is 132 graden. Hoeveel is hoek B2?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Wie heeft de grootste kijkhoek?
A
David
B
Maas

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken hoek R

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het patroon wordt naar rechts uitgebreid. Wat is het eerste figuurtje dat getekend wordt?
A
B
C

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1 euro is 1,07 dollar.
Je kan online schoenen kopen voor 750 dollar. Als je in euro's wilt betalen, kost het 690 euro. Is het voordeliger als Youssra in euro's betaald of in dollar?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Met de motor is de afstand maar 60 km.
Volgens google doet Rob er 50 minuten over.
Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/uur?
8

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Jill gaat pannenkoeken maken. Ze heeft in totaal 1,5 liter aan pannenkoekenmix. Per pannenkoek heeft ze 75 ml mix nodig.
Hoeveel pannenkoeken kan Jill bakken?
A
30
B
20
C
15
D
40

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


WAT IS HET GEMIDDELDE?
A
150
B
105,8
C
125
D
116

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sven won de 5000 m in een tijd van 6 minuten en 7 secondes. Bereken zijn gemiddelde snelheid in hele km/h. Vul alleen een geheel getal in (dus niet de eenheid erachter)

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Gebruik het procenten tabel!

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe groot is hoek S2?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Snelheid omrekenen
km/uur --> m/s
A
x 3,6
B
x 3600
C
: 3,6
D
: 3600

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sarah fiets elke dag ongeveer een halfuur. Bereken hoeveel kilometer Sarah per week ongeveer fietst.
A
53 km
B
52 km
C
55 km
D
50 km

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef de lengte eenheden van groot naar klein. (km - ... - ... - ... - ... - ... - ...)

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel symmetrieassen heeft een gelijkzijdige driehoek?
A
1
B
geen
C
2
D
3

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Laura berekent haar uurloon met de volgende woordformule:
(2 x maandloon+50)/461
hierin zijn uurloon en maandloon in euro's.
Bereken het uurloon van Laura als ze 989 euro per maand verdient.
A
4,30 euro
B
4,40 euro
C
4,50 euro
D
5,20 euro

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 67 miljoen in cijfers.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies