Taalcompleet thema 2 (A1)

Thema 2
De school
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2
De school

Slide 1 - Tekstslide

Welke klank hoor je?
A
/oo/
B
/oe/
C
/ee/
D
/ui/

Slide 2 - Quizvraag

Welke klank hoor je?

A
/oo/
B
/oe/
C
/ee/
D
/ui/

Slide 3 - Quizvraag

Welke klank hoor je?

A
/oo/
B
/oe/
C
/eu/
D
/ui/

Slide 4 - Quizvraag

Welke klank hoor je?

A
/i/
B
/e/
C
/ee/
D
/aa/

Slide 5 - Quizvraag

Welke klank hoor je?

A
/ie/
B
/ei/ij/
C
/ee/
D
/ui/

Slide 6 - Quizvraag

Sam ... naar school
A
gaat
B
heeft
C
binnen
D
buiten

Slide 7 - Quizvraag

... ! Ik ben juf Mirjam.
A
Samen
B
Buiten
C
Pauze
D
Welkom

Slide 8 - Quizvraag

De ... zegt: 'Goedemorgen!'
A
pauze
B
docent
C
school
D
leerlingen

Slide 9 - Quizvraag

Wie, wat, waar, wanneer, hoeveel

Slide 10 - Tekstslide

______ woon jij?
A
Waar
B
Wie
C
Wat
D
Hoeveel

Slide 11 - Quizvraag

_____ ben jij?
A
Wie
B
Wat
C
Waar
D
Wanneer

Slide 12 - Quizvraag

_______ is je naam?
A
Wie
B
Wat
C
Waar
D
Wanneer

Slide 13 - Quizvraag

_______ dagen heeft een week?
A
Waar
B
Wat
C
Hoeveel
D
Wie

Slide 14 - Quizvraag

Zaterdag en zondag noem je het
A
weekend
B
de week

Slide 15 - Quizvraag

Welk getal hoor je?
A
40
B
50
C
60

Slide 16 - Quizvraag

Welk getal hoor je?
A
24
B
34
C
14
D
44

Slide 17 - Quizvraag

Welk getal hoor je?
A
50
B
32
C
60
D
42

Slide 18 - Quizvraag

Hij ____ mijn broer.
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 19 - Quizvraag

Die meisjes _____ zusjes.
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 20 - Quizvraag

De docent ____ vandaag ziek.
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 21 - Quizvraag

Hoe oud _____ jij?
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 22 - Quizvraag

De jongens _____ nieuwe schoenen.
A
heb
B
heeft
C
hebben
D
hebt

Slide 23 - Quizvraag

______ jij een grote familie?
A
heb
B
heeft
C
hebben
D
hebt

Slide 24 - Quizvraag

Vul een goede vorm van hebben in:
Vandaag _____ de leerlingen een toets.

Slide 25 - Open vraag

Vul een goede vorm van hebben in:
Het kind ______ een lieve oma.

Slide 26 - Open vraag


Zij praten ...
A
zegt
B
veel
C
sorry
D
begrijp

Slide 27 - Quizvraag


Mannen en vrouwen zijn ...
A
veel
B
moeilijk
C
sorry
D
mensen

Slide 28 - Quizvraag

Hoeveel is 30 + 40?
A
80
B
60
C
70
D
34

Slide 29 - Quizvraag

Hoeveel is 10 + 80?
A
90
B
81
C
70
D
100

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de 5e dag van de week?
A
donderdag
B
zaterdag
C
vrijdag
D
woensdag

Slide 31 - Quizvraag

Als het eergisteren dinsdag was, welke dag was het dan vandaag?
A
zondag
B
vrijdag
C
woensdag
D
donderdag

Slide 32 - Quizvraag