klaar voor de lees- en schrijftoets CT4

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lees- en Schrijfopdracht oefenen

Slide 3 - Tekstslide

hij draagt een gele spijkerbroek
A
Il porte un jaune pantalon
B
Il porte un jaune jean
C
Il porte un jeune jean
D
Il porte un jean jaune

Slide 4 - Quizvraag

Vertaal:
Hij draagt een rood T-shirt

Slide 5 - Open vraag

Zij woont in een groot huis met een kleine tuin
A
Elle habite dans une maison grande avec un jardin petit
B
Elle habite en une grand maison avec un petit jardin
C
Elle habite dans une grande maison avec un petit jardin
D
Elle habite en une grande maison et un jardin petit

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal: Hij woont in een klein huis met een grote tuin

Slide 7 - Open vraag

Zijn haar is rood en zijn ogen zijn blauw
A
Son cheveux est rouge et ses yeux est bleu
B
Ses cheveux sont roux et ses yeux sont bleus
C
Sa cheveux sont roux et sa yeux est bleue
D
Ses cheveux sont rouges et ses yeux est bleus

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal : zijn haar is blond en zijn ogen zijn groen

Slide 9 - Open vraag

Zij staat op om kwart voor 8 uur
A
Elle se lève à huit heures moins le quart
B
Il se lève à huit heures moins le quart
C
Elle se lève à sept heures et quart
D
Elle se lève à huit heures et quart

Slide 10 - Quizvraag

hij staat op om half acht

Slide 11 - Open vraag

ik heb om 12 uur geluncht
A
J'ai déjeuné à douze heures
B
J'ai déjeuné à midi
C
Je vais déjeuner à midi
D
Je déjeuné à midi

Slide 12 - Quizvraag

Vervolgens heeft hij om 12u geluncht

Slide 13 - Open vraag

Puis on sort le chien à 14h30
A
Daarna laten wij de hond om half drie uit
B
Vervolgens laten wij de hond om half drie uit
C
Toch laten wij de hond om half drie uit
D
Uiteindelijk laten we de hond om half vier uit

Slide 14 - Quizvraag

Om kwart voor 10 laat hij zijn hond uit

Slide 15 - Open vraag

Als eerst, mijn vader is klein. Hij heeft een baard en hij is erg sjiek

Slide 16 - Open vraag

Qu'est-ce qu'on explique dans les lignes 15-20? (2 mogelijkheden)
A
wat legt men uit in de regels 15 tot 20?
B
wat wordt in de regels 15 tot 20 vertaald?
C
hoe schrijft men de regels 15 tot 20?
D
wat wordt in de regels 15 tot 20 uitgelegd

Slide 17 - Quizvraag

Qu'est-ce qu'elle a bien compris?
A
wat heeft zij wel gekocht?
B
wat heeft zij wel uitgelegd?
C
wat heeft zij wel goed begrepen?
D
wat wordt in de prijs inbegrepen?

Slide 18 - Quizvraag

Qu'est-ce qu'on peut lire dans ces lignes?
A
wat kan men in deze regels lezen?
B
wat kan men op deze lijnen schrijven ?
C
wat kan men in deze regels begrijpen?
D
wat kan men in deze lijnen onderstrepen?

Slide 19 - Quizvraag

Klaar voor de test?
Leer nogmaals je vocabulaire chap 9 t/m 14 goed! 
oefen met je leesteksten (en nakijkblad!)
Neem alle gemaakt opdrachten door

Slide 20 - Tekstslide