Begrippen veterinaire hygiene

Begrippen veterinaire infectieziekten
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Paraveterinair dierenartsassistentMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Begrippen veterinaire infectieziekten

Slide 1 - Tekstslide

Pathogeen
Betekent: 
Ziekmakend

Slide 2 - Tekstslide

Niet alle micro-organismen zijn pathogeen
Leg uit....

Slide 3 - Tekstslide

PMO

= Pathogene micro organismen

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent APATHOGEEN?
A
ziekmakend
B
heel erg ziek makend
C
niet ziek makend
D
soms ziekmakend

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent het woordje "voorwaardelijk"?

Slide 6 - Tekstslide

Voorwaardelijk pathogeen = ?
A
Ziekmakend als straf
B
Ziekmakend zonder bekende oorzaak
C
Ziekmakend voor alleen mensen, niet voor dieren
D
Ziekmakend onder bepaalde omstandigheden

Slide 7 - Quizvraag

Samenleven = Symbiose
Samenlevenden = symbionten
Is samenleven voor beide partijen altijd leuk/zinvol?

Slide 8 - Tekstslide

Samenlevingsvormen
-beide voordeel
-een heeft voordeel en een heeft nadeel
-een heeft voordeel, ander heeft er geen last van maar ook geen voordeel

Slide 9 - Tekstslide

Mutualisme
een interactie tussen twee levensvormen (twee symbionten) waarbij beide voordeel hebben van die interactie

Slide 10 - Tekstslide

Commensalisme
Interactie tussen twee organismen waarbij het ene voordeel heeft en het ander niet beïnvloed is

Slide 11 - Tekstslide

Parasitisme
Samenlevingsvorm waarbij de een profiteert van de ander. Het is nuttig voor de een, maar schadelijk voor de ander

Slide 12 - Tekstslide

Bloemen en bijen:
A
Commensalisme
B
Mutualisme
C
Parasitisme
D
Pathogeen

Slide 13 - Quizvraag

Vogelnest in boom?
A
Mutualisme
B
Commensalisme
C
Parasitisme
D
Virulentie

Slide 14 - Quizvraag

Rups en appel?
A
Parasitisme
B
Mutualisme
C
Commensalisme
D
Voorwaardelijk pathogeen

Slide 15 - Quizvraag

Meer info:
https://auber-sans-la-peur.org/nl/verschil-tussen-mutualisme-commensalisme-en-parasitisme/

Slide 16 - Tekstslide

Virulentie
Letterlijk: "aanvalskracht"
=Hoe groot het ziekmakend vermogen is

Slide 17 - Tekstslide

Een wetenschapper zegt"
"dit virus is weinig virulent"
Wat wil dat dan zeggen?
A
Dit virus maakt je heel erg ziek
B
Dit virus is voorwaardelijk pathogeen
C
Dit virus is pathogeen
D
Dit virus heeft niet veel aanvalskracht

Slide 18 - Quizvraag

Hoe zouden jullie het verschil omschrijven tussen actief en passief?

Slide 19 - Tekstslide

Uitleg begrippen: 
Actieve besmetting en passieve besmetting

Actieve afweer en passieve afweer

Slide 20 - Tekstslide

Actieve besmetting

Micro organismen kunnen zichzelf verplaatsen
Vlooien , luizen , teken
Passieve besmetting

Micro organismen laten zich verplaatsen
bacteriën, virussen

Slide 21 - Tekstslide

Immuniteit = afweer

Slide 22 - Tekstslide

Je wordt ziek doordat je besmet wordt met het coronavirus. Wat betreft afweer is dit
A
Actieve immunisatie
B
Passieve immunisatie

Slide 23 - Quizvraag

Je krijgt een vaccinatie. Wat betreft afweer is dit
A
Actieve immunisatie
B
Passieve immunisatie

Slide 24 - Quizvraag

Een kalfje krijgt biest. Wat betreft afweer is dit
A
Actieve immunisatie
B
Passieve immunisatie

Slide 25 - Quizvraag

Directe en indirecte besmetting

Slide 26 - Tekstslide

Directe besmetting
Organismen besmetten elkaar direct door contact met elkaar (bijv. niezen)
Je eet een besmet dier of besmet dierlijk product (bijv. ei)

Slide 27 - Tekstslide

Indirecte besmetting
Er zit nog een stapje tussen, het is niet direct.
Bijv. via voedsel, via instrumenten, via ontlasting

Slide 28 - Tekstslide

laatste quizvraag:

Slide 29 - Tekstslide

Een mug steekt een konijn dat myxomatose heeft. Deze mug steekt daarna een gezond konijn dat besmet wordt
A
Directe besmetting
B
Indirecte besmetting

Slide 30 - Quizvraag