herhalingsles Frans+ intro chapitre6HV
1 / 35
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
La fille regarde le chien
A
vrai
B
faux
C
je ne sais pas
Slide 2 - Quizvraag
A
vrai
B
faux
C
je ne sais pas
Slide 3 - Quizvraag
Le chat écrit le livre =
traduis en néerlandais
Slide 4 - Open vraag
A
vrai
B
faux
Slide 5 - Quizvraag
timer
0:45
j'aime
je déteste
je n'aime pas
j'adore
Slide 6 - Sleepvraag
écris
ferme
Regarde
écoute
Réponds
kijk naar
schrijf
sluit
luister
geef antwoord
Slide 7 - Sleepvraag
lundi
mardi
mercredi
dimanche
vendredi
Samdedi
jeudi
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Slide 8 - Sleepvraag
Hoe zat het ook alweer?? Het persoonlijk voornaamwoord.
Sleep het Nederlandse pers.vnw. naar het goede Franse pers.vnw.
je
tu
il
elle
on
nous
vous
ils
elles
ik
jij
hij
zij
wij
zij mv.
zij mv.
jullie
wij
Slide 9 - Sleepvraag
Slide 10 - Tekstslide
etre
=
zijn
Sleep de juiste vorm van être naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
es
sont
est
êtes
sommes
suis
Slide 11 - Sleepvraag
Etre
suis
es
est
sommes
êtes
sont
Je
Tu
Elle
Nous
Vous
Ils
Slide 12 - Sleepvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Sleep de werkwoorden naar de juiste persoon. Let goed op de uitgangen!
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
parle
parlez
parlons
parlent
parle
parles
Slide 16 - Sleepvraag
Vul de juiste vorm in
Tu (donner) .........
Tu (donner) .........
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
Welk lidwoord hoort bij een Frans mannelijk zelfstandige naamwoord ?
Welk lidwoord hoort bij een vrouwelijk Frans zelfstandig naamwoord?
LE
LA
Slide 19 - Sleepvraag
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Sleep de Franse lidwoorden naar de juiste Nederlandse vertaling.
een
de/ het
une
le
les
un
la
l'
Slide 24 - Sleepvraag
Wat zijn voorbeelden van bezittelijk voornaamwoorden in het Frans?
A
le/ la/ l'/ les
B
un/ une
C
suis/ es/ est
D
mon/ ma/ mes
Slide 25 - Quizvraag
CHECK
ik ken het bezittelijk voornaamwoord in het Frans
ik ken het bezittelijk voornaamwoord in het Frans
A
🥰
B
🙂
C
🤔
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Hoe zeg je: mijn neef en mijn nicht?
Slide 29 - Open vraag
Opdracht 10: Sleep de Franse vraagwoorden naar de Nederlandse :
waar
hoe
hoeveel
wanneer
wie
wat
waarom
combien
où
qu'est-ce que
qui
quand
comment
pourquoi
Slide 30 - Sleepvraag
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
In het Frans bestaat het bijvoeglijk naamwoord in...
A
enkelvoud + meervoud
B
mannelijk en vrouwelijk enkelvoud
C
mannelijk en vrouwelijk enkelvoud + meervoud
Slide 33 - Quizvraag
Le garçon est petit.
La fille est ........
La fille est ........
A
petit
B
petitE
C
petitS
D
petitES
Slide 34 - Quizvraag
Les garçons sont petits.
Les filles sont ...........
Les filles sont ...........
A
petitES
B
petits
C
petit
D
petits
