Lesson 8 October A1C

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Today's lesson
  • Checking the words/sentences
  • Checking homework (Selftest + Catch up t/m 3)
  • What will be on the test?
  • Recap Possessive pronouns (bezittelijke voornaamwoorden)
  • Time for questions
  • Working on finishing the Catch Up
  • Time to look at your SO

Slide 2 - Tekstslide

Homework: Selftest F
1 are watching
2 is – working
3 am – making
4 is ringing
5 is writing
6 are not playing / aren’t playing
7 is not waiting / isn’t waiting
8 am not coming

Slide 3 - Tekstslide

Homework: Selftest G
1 het woord erna begint met een medeklinker.
2 het woord erna begint met een klinker (a / e / i / o / u).
3 a
4 an
5 an
6 an
7 a
8 a

Slide 4 - Tekstslide

Homework: Selftest H
1 I've got two sisters and a younger brother named Alex.
2 My favourite hobby is reading.
3 Model answer: I am from Utrecht.
4 Model answer: My name is Ann and I am 12 years old.
5 Model answer: My best friend has dark, curly hair and brown eyes.
6 Model answer: My favourite activity is hanging out with my friends and family. 

Slide 5 - Tekstslide

Homework: Selftest G
7. Model answer: But I'm very keen on sports as well, especially basketball!
8 Model answer: My friend should win the tickets because she is very kind. She always listens to me and she helps me when I'm having problems with my homework.
But best of all: she makes me laugh all the time!

Slide 6 - Tekstslide

Catch Up 1
1 he
2 her
3 they
4 us
5 me
6 I
7 them
8 him

Slide 7 - Tekstslide

Catch Up 2
1 hers
2 theirs
3 yours
4 his
5 my
6 ours

Slide 8 - Tekstslide

Catch up 3
1 one
2 two
3 three
4 four
5 five
8 eight
9 nine
10 ten

Slide 9 - Tekstslide

Catch up 3
21 twenty-one
32 thirty-two
43 forty-three
54 fifty-four
65 sixty-five
78 seventy-eight
89 eighty-nine
30 thirty

Slide 10 - Tekstslide

Herhaling: possessive pronouns
My - mine - of mine
This is my cat - Dit gebruik je als er een zelfst. nw achter komt. 

That cat is mine! - Dit gebruik je als er niks achter komt (dus nooit 'mine cat')

That cat belongs to a friend of mine. - (een vriend van mij, ipv mijn vriend) (of + mine/hers/his etc achter het zelfst. nw)

Slide 11 - Tekstslide

Possessive pronouns
This is my car  --> This car is mine 

He is your brother --> that brother is yours 

That book is from him --> that book is his

Slide 12 - Tekstslide

Verschil

De eerste vorm van deze bezittelijke vnwen wordt in een zin bijvoeglijk gebruikt.


Is this your pen?


'your' zegt iets over het zelfstandig nw 'pen'.

Slide 13 - Tekstslide

Verschil

De tweede vorm van de bezittelijke vnwen wordt
zelfstandig gebruikt.

Is this your pen or is it mine?


Deze voornaamwoorden vervangen een eerder genoemd zelfstandig naamwoord.

Slide 14 - Tekstslide

Welke zin klopt?
A
This is my Ipad.
B
This is mine Ipad

Slide 15 - Quizvraag

Someone gave Sally a book. That book of ... is very exciting.
A
her
B
hers

Slide 16 - Quizvraag

He loves ... new mountainbike.

Slide 17 - Open vraag

When they were driving home, suddenly ....... car broke down

Slide 18 - Open vraag

We took those pens. Those pens are ...

Slide 19 - Open vraag


He has bought a new bike. Is it really ____?

Slide 20 - Open vraag

Hey Nate!
Is he ___ teacher?

Slide 21 - Open vraag


Hey Ron! This is not our car. ___ is red.

Slide 22 - Open vraag


Lisa broke ___ left leg.

Slide 23 - Open vraag


Is this Emily's room? – Yes, it's ___.

Slide 24 - Open vraag

I lost ___ pen in the library. Can I have one of ___?

Slide 25 - Open vraag

That is your umbrella. This one is .......

Slide 26 - Open vraag

Look at that dog. ......... fur is so beautiful.

Slide 27 - Open vraag

Op de toets:
  • Rijtje met geleerde woordjes bovenaan, jij moet het juiste woord in een nieuwe zin invullen. Dit zijn dus andere zinnetjes dan die achter het woordje in jullie boek staan, zorg dus dat je goed begrijpt wat het woord betekent!
  •  De juiste persoonlijke (He, she, they) en bezittelijke voornaamwoorden (His, her, their) invullen
  • Werkwoord to be invullen + present continuous invullen (are dancing, let goed op de am/are/is die je zelf moet invullen!)

Slide 28 - Tekstslide

Op de toets:
  • Cijfers voluit schrijven
  • Rangtelwoorden voluit schrijven
  • Geleerde zinnetjes kunnen gebruiken in een dialoog (gesprekje)
  • Leesteksten

Slide 29 - Tekstslide