Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
aiToolsTab
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Woordenschat 2
timer
5:00
Ga met je laptop naar:
Lessonup.app
1 / 38
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
38 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
timer
5:00
Ga met je laptop naar:
Lessonup.app
Slide 1 - Tekstslide
Woordenschat 2
Het woordenboek
2.1: Zoeken in een woordenboek
2.2: De juiste betekenis
2.3: Schrijfwijze, uitspraak en extra's
2.4: woordenboek online
Slide 2 - Tekstslide
Even herhalen...
Slide 3 - Tekstslide
Noem een synoniem voor: eten
Slide 4 - Woordweb
Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Precies zoals het er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.
Slide 5 - Quizvraag
Hoe kun je de betekenis van het woord afleiden?
Het woord 'wandelroute' is een/of heeft een...
A
voorvoegsel
B
achtervoegsel
C
samenstelling
Slide 6 - Quizvraag
Uitdrukkingen zijn figuurlijk taalgebruik.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Met de handel in goud gaat het niet goed, maar de handel in cryptomunten floreert juist. Wat betekent floreert?
A
Gaat achteruit
B
Gaat heel erg goed
Slide 8 - Quizvraag
Wat betekent het woord massacommunicatie?
Slide 9 - Open vraag
Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.
Slide 10 - Quizvraag
Hoe kun je de betekenis van het woord afleiden?
Het woord 'probleemloos' is een/of heeft een...
A
voorvoegsel
B
achtervoegsel
C
samenstelling
Slide 11 - Quizvraag
Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn moeder eet graag kip.
B
Mijn moeder is kippig.
Slide 12 - Quizvraag
Van welk woord is het afgeleid?
schematisch
Slide 13 - Open vraag
Wat is GEEN voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven
Slide 14 - Quizvraag
Rondvraag
Zijn er over dit onderdeel nog vragen?
Slide 15 - Tekstslide
Woordenschat 2:
Het woordenboek:
2.1 zoeken in het woordenboek
2.2 De juiste betekenis
Slide 16 - Tekstslide
5 woordraadstrategieën
Zoek een
synoniem
Zoek een
omschrijving of definitie
Zoek een
voorbeeld
Zoek een
tegenstelling
Zoek een
bekend woorddeel
Slide 17 - Tekstslide
Woordenboek
Kun je de betekenis van een woord niet bedenken met behulp van één van de vijf andere woordraadstrategieën:
gebruik dan een woordenboek
( 6e woordraadstrategie)
Slide 18 - Tekstslide
zoeken in het woordenboek
Bij werkwoordsvormen: zoek bij het
hele werkwoord
Voorbeeld: loopt --> lopen
gevestigd --> vestigen
Slide 19 - Tekstslide
bij welk woord zoek je in het woordenboek de betekenis van 'processen'
A
processen
B
proces
C
processie
D
prosecco
Slide 20 - Quizvraag
zoeken in het woordenboek
bij zelfstandige naamwoorden:
zoek altijd het
enkelvoud
van een woord
Voorbeeld: certificaten--> certificaat
bijwerkingen --> bijwerking
Slide 21 - Tekstslide
Bij welk woord zoek je in het woordenboek de betekenis van
'commerciële'
A
commercie
B
commerciele
C
kommercie
D
commercieel
Slide 22 - Quizvraag
zoeken in het woordenboek
de korte vorm
van het woord
Voorbeeld: sportieve--> sportief
transparante --> transparant
Slide 23 - Tekstslide
Bij welk woord zoek je in het woordenboek de betekenis van
'gezondheidsrisico'
A
gezond
B
heid
C
gezondheid of risico
D
riskant
Slide 24 - Quizvraag
zoeken in het woordenboek
bij samenstellingen:
een deel van de samenstelling
Voorbeeld: Facebookprofiel--> profiel
inschrijftermijn --> termijn
Slide 25 - Tekstslide
Bij welk woord zoek je in het woorden boek de betekenis van de uitdrukking
'Dat ligt hem zwaar op de maag'
A
maag
B
zwaar
C
liggen
D
ligt
Slide 26 - Quizvraag
zoeken in het woordenboek
bij spreekwoorden of uitdrukkingen:
het belangrijkste zelfstandig naamwoord
Voorbeeld: Hij heeft iets op zijn lever--> Lever
Slide 27 - Tekstslide
let op!
Soms staan bij woorden meerdere betekenissen.
Zoek dan
de betekenis die bij de tekst past.
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Rondvraag
Zijn er over deze onderdelen nog vragen?
Slide 30 - Tekstslide
Oefenen/huiswerk
Slide 31 - Tekstslide
Woordenschat 2
Het woordenboek:
2.3 Schrijfwijze, uitspraak en extra's
2.4 woordenboeken online
Slide 32 - Tekstslide
Wat staat er allemaal in het woordenboek?
Betekenis
Het lidwoord (bij zelfstandig naamwoorden)
Het geslacht van het woord: m (mannelijk), v (vrouwelijk), 0 (onzijdig)
Het meervoud
Het verkleinwoord
Slide 33 - Tekstslide
Wat staat er allemaal in het woordenboek?
De lettergrepen
De uitspraak
De klemtoon
Verleden tijd en voltooid deelwoord (bij werkwoorden)
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Rondvraag
Zijn er over deze onderdelen nog vragen?
Slide 37 - Tekstslide
Oefenen/huiswerk
Slide 38 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Deviant Starttaal Vooraf Op weg naar 1F Thema 1 Hoofdstuk 1
September 2024
-
26 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
woordenboek
April 2025
-
49 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1,2
Starttaal vooraf - thema 1 - woordenschat 2
October 2024
-
29 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
3. Starttaal vooraf - thema 1 - woordenschat 2
October 2025
-
29 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
Hoe gebruik je een woordenboek
July 2025
-
28 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Hoe gebruik je een woordenboek
July 2025
-
23 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Proefles Woordbetekenissen raden, 0F
July 2018
-
24 slides
Nederlands
Middelbare school
Praktijkonderwijs
MBO
vmbo, mavo, havo, vwo
SCORE Nederlands vo/mbo
Proefles Woordbetekenissen raden, 0F
July 2018
-
24 slides
Nederlands
Middelbare school
MBO
Praktijkonderwijs
vmbo, mavo
SCORE Nederlands vo/mbo