HV Unit 1: Cities

1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 52 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Take Note!
For this lesson you will need to:
  • put your book on the desk
  • switch on your laptop
  • use a notebook 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's Program
  • Introduction 
  • Expectations
  • Theme: Cities
  • Check Answers
  • Evaluate 
  • Planning

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson Goals
aan het einde van de les... / at the end of the lesson...

  • Weet ik meer over de inrichting in grote steden

  • Weet ik hoe ik de tegenwoordige tijd* op de juiste manier kan gebruiken /
    At the end of the lesson I know how to use present tense in the correct manner

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cities

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Explore Hong Kong

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. Read the text about Sister Cities on page 10
  2. Answer the questions op page 11 - 14(exercise (2-3-4-5)
timer
15:00

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Now let's Check Answers

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3a
  • Hong Kong has tall buildings and busy shopping streets as well as green areas.
  • If you are into shopping, Hong Kong is the place to be.
  • In Hong Kong people drive on the same side of the road as in Britain.
  • Hong Kong used to be a small community of fishermen.
  • People who are afraid of heights can still get a great view of the city.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3b
  1. The word 'dazzling'.
  2. No, that is not true, because Hong Kong also has parks, beaches and nature reserves.
  3. English is still an official language; many signs are in English; people drive on the left; learning English is an important part of children's education.
  4. To the Hong Kong Heritage Museum.
  5. Because of the great view from the top.
  6. To the Avenue of Stars for a multimedia show.
  7. Personal answer. Your answer should contain an explanation.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdrachten 4, 5, 6 & 7
Opdracht 4
  1. false
  2. true
  3. false
  4. false
  5. true
  6. false
  7. true

Opdracht 5
  1. citizen
  2. tourist
  3. harbour
  4. develop
  5. depart
  6. discount
  7. island
  8. impressive
Opdracht 6 
  1. statues
  2. railway
  3. explore
  4. am used to
  5. well-known
  6. consist of
  7. attractions
  8. steepest
9. return
10. urban
11. skyscraper
 12. trade

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Evaluate

Planning: 
- Friday 26th August: Present Simple

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 8
Opdracht 8
  1. top of the peak ==> 'the peak' = ding, dus we gebruiken ...of...
  2. people’s travel plans ==> 'people' eindigt niet met een s, dus 's
  3. James’s apartment ==> 'James' is enkelvoud, dus  's 
  4. Sophie’s ticket ==> 'Sophie' is enkelvoud dus 's
  5. Friends’ dog ==> 'Friends' is meervoud & eindigt met s, dus '
  6. Citizens of London ==> 'London' is een plaats, dus ...of... 
  7. Girls’ plans ==> 'girls' is meervoud & eindigt met s, dus '
  8. Sights of New York ==> 'New York' is een plaats, dus ...of...

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

's / s' / ' / ...of... (genitive)
  • = Bezitsvorm
  • Bij personen of dieren in het enkelvoud gebruik je altijd ' 's '
Voorbeeld: The dog's bag / Tim's phone

  • Personen of dieren in het meervoud 
Voorbeeld: The girls' parents / The people's choice

  • Bij dingen gebruik je 'the ... of...'
The wheels of the bus


==> Eindigt met s/ sis-klank --> +  '
==> Geen s / sis-klank aan einde? --> 's

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 9
Opdracht 9
Compare your answers to the model.
  1. For the nice view / the interior of the restaurant.
  2. The vinyl records and images of Japanese pop albums from the 60s.
  3. Personal answer. Example: I would like the kitsch because I like restaurants that are different/ old albums / Japanese pop music

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson goals
aan het einde van de les... / at the end of the lesson...

  • Kan ik de regels die bij de present simple behoren benoemen /
  • I can name the rules of the present simple

  • Weet ik hoe ik one & ones op de juiste manier moet gebruiken /
  • I know how to use one & ones correctly

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

One / Ones
  • One / Ones worden in het Engels gebruikt om zelfstandige naamwoorden die al eerder in de zin zijn genoemd te vervangen.
    My sister always takes the small pillow, so I take the big one
    Mijn zusje neemt altijd de kleine kussen, dus ik neem de grote
  • We weten al dat het om pillow gaat, dus het woord hoeft niet nog eens herhaald te worden.

one ==> enkelvoud
ones ==> meervoud

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: one / ones
Vul in: one / ones en leg je antwoord uit.
  1. Is this your pencil? No, mine is the blue _________________.
  2. Which are your shoes? The brown _________________.
  3. Man U is the team in the red shirts, Chelsea is the team in the blue_________________.
  4. Alex has got a new car, Steve has got an old _________________.
  5. What colour are your T-shirts? I’ve got red _________________ and blue_________________.
  6. Our form teacher is very strict. I’m sorry. We’ve got a nice _________________.
  7. My geography teacher is not very nice. But there are nice _________________, too.
  8. We’ve got three cars. A red _________________, a blue _________________ and a yellow _________________.
  9. Which apple do you want? The red _________________ or the green _________________?
  10. What kind of bananas do you prefer? Yellow _________________ or green _________________?
timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HOMEWORK
Do exersises 13, 14 & 15
on pages 20 & 21
Learn vocabulary 1.2
Study phrases (Je begint een e-mail en sluit hem af, Je maakt een afspraak & Je zegt dat je iets niet zeker weet.)
Next lesson
  • Grammar: possessive pronoun

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

planning
  • Homework check (13, 14 & 15)
  • Terugblik ==> genitive s & one / ones

  • Grammar: possessive pronouns
  • listening & watching

  • Homework

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exercises 13 & 14
1. confirm
7. arrange
2. fly
8. am dying
3. arrival
9. hopefully
4. information desk
10. suburbs
5. make up my mind
11. guest room
6. scary
1. passport
5. bay
2. guess
6. prison
3. trip
7. airline
4. delay
8. adventurous
Exercise 13
Exercise 14
mystery sentence: 
Pat packed her bag

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exercise 15
1. this new one
5. the one
2. the one
6. smaller ones
3. which ones
7. a good one
4. a big one
8. clean ones

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

's / ' / ...of... (genitive)
  • = Bezitsvorm
  • Bij personen of dieren in het enkelvoud gebruik je altijd ' 's '
Voorbeeld: The dog's bag / Tim's phone

  • Personen of dieren in het meervoud 
Voorbeeld: The girls' parents / The people's choice

  • Bij dingen gebruik je 'the ... of...'
The wheels of the bus


==> Eindigt met s/ sis-klank --> +  '
==> Geen s / sis-klank aan einde? --> 's

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson goals
aan het einde van de les... / at the end of the lesson...

  • Kan ik bezittelijke voornaamwoorden op de juiste manier gebruiken /
  • I can use possessive pronouns in the correct manner

  • Kan ik vragen over verschillende herkenningspunten in de wereld beantwoorden /
  • I can answer questionsabout different landmarks in the world.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronouns
= bezittelijk voornaamwoord
jouw / jouwe / van jouw

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Posessive pronouns
Bezittelijk voornaamwoord met zelfstandig naamwoord erachter:
  • mijn huis       my house
  • haar hond     her dog

Bezittelijk voornaamwoord zonder zelfstandig naamwoord erachter.
  • Dat is niet jouw bal, het is de mijne = That is not your ball, it's mine
  • Mevrouw! Dat is niet zijn pen, het is de hare = Teacher! That's not his pen, it's hers

Bezittelijk voornaamwoord: of mine/ of yours / etc..
Lijkt op my, your, her, etc... Hiermee verwijs je terug naar een zelfstandignaamwoord.
  • Hij is een goede vriend van mij = He's a great friend of mine

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken: Opdracht 16
Done? Begin met opdracht 17 (phrases)
opdracht 50
timer
10:00

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Important date!

October the 14th ==> Test unit 1

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HOMEWORK
Do exercises 17, 19, 25, 26
on pages 21, 22, 24, 28 & 29
Study vocabulary 1.3
Study ALL phrases writing
Next lesson
  • Grammar: to be going to + infinitive
  • Tags

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

planning
  • Homework check (17, 19, (25) & 26)
  • Terugblik ==> possessive pronouns

  • Grammar: To be going to + infinitive
  • Grammar: Tags

  • Homework

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 17
  1. Please can you confirm your arrival time?
  2. I'm not sure which airline you're flying with.
  3. We need to arrange where to meet.
  4. Just go to the Arrivals Hall at about 4.30 pm.
  5. You are going to love Miami!
  6. My dad and I are going to collect you.
  7. Sounds like the weather is going to be warm. I won’t bring my winter clothes.
  8. I look forward to seeing you then!

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 19a
  1.  She has to introduce herself to Peter and Ann.
  2.  She can create a good atmosphere / make the conversation easier when they meet.
  3.  Writing that she looks forward to seeing them.
  4.  She gives Peter and Ann the idea that she would really like to meet them and be friends with them.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exercise 26
Another word for useful is … - convenient
People who work together are ... – colleagues
Something that irritates you is ... – annoying
If your phone works you have a ... – signal
If you can still buy a ticket, it is ... – available
If something will happen soon, it is ... – upcoming

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson goals
aan het einde van de les... / at the end of the lesson...

  • Kan ik future: to be going to op de juiste manier gebruiken /
  • I can use future: to be going to in the correct manner

  • Kan ik tags op de juiste manier achteraan een zin plaatsen  /
  • I can correctly put tags at the end of a sentence .

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar
Tags

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

When and how to use question tags?
We gebruiken de question tags:
  • om te controleren of iets waar is 
  • om te peilen of iemand het met je eens is

In het Nederlands gebruiken we bijv.: 'hè?', 'vind je niet?' of 'Nietwaar?'
Hij speelde echt goed,
Zij zong zeker slecht, of niet?

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Om een uitspraak vragend te maken voegen we question tags toe aan het einde van een zin. 
Na een bevestigende zin (+) is de aangeplakte vraag ontkennend (-)
  • He is handsome, isn't he
  • They are wrong, aren't they?

Na een ontkennende zin (-) is de aangeplakte vraag bevestigend (+)
  • The teacher wasn't right, was she?
  • Those dresses don't fit, do they?



Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

knowledge check
Plaatsen we een positieve vragende zin of een negatieve vragende zin achter de onderstaande zinnen?

You are living in Rome, _______?
You live in Paris, ______?
David can't play the piano, _____?

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

How to form a sentence with a question tag?
Als er:
  • Een vorm van to be (Am, Are, Is, Was, Were)
of 
  • Een hulpwerkwoord (Can, Could, Will, Would, Must)
in de zin staat herhaal je die vorm in de aangeplakte vraag

* You will come, won't you --> You won't come, will you?

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

How to form a sentence with a question tag

Als er geen vorm van to be of hulpwerkwoord in de zin staat, gebruik je do, doesn't of didn't in de aangeplakte vraag

Wanneer de eerste helft van de zin al don't, doesn't of didn't erin heeft staan, gebruik je in de aangeplakte vraag do, does of did. 

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht!
Gebruik question tags om de onderstaande zinnen af te maken:
  1. We will be successful if we try hard, _____?
  2. Dorothy must stop drinking, _____?
  3. You have never seen that movie before, _____ ?
  4. There hasn't been any rain for the last couple of weeks, _____?
  5. She rarely cooks meat, _____?
  6. You have never had a girlfriend before, _____?
  7. He used to be a famous doctor, ______?
  8. I don't suppose there is much damage, _____?
timer
7:00

Slide 46 - Tekstslide

We will be successful if we try hard, won't we?
Dorothy must stop drinking, mustn't she?
You have never seen that movie before, have you ?
There hasn't been any rain for the last couple of weeks, has there?
She rarely cooks meat, doesn't she?
You have never had a girlfriend before, have you?
He used to be a famous doctor, didn't he?
I don't suppose there is much damage, is there?
Grammar
Future: To be going to

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Future tense / Toekomstige tijd
Om aan te geven dat iets in de toekomst gebeurt gebruiken we:
 
  • will + infinitive ==> 
I don't think she sees me, I'll (will) wave

  • 'to be' + going to + infinitive ==> 
When the queen walks by, I'm going to wave.

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Future met 'to be' + going to + infinitive
am, are, is + (not) going to + het hele werkwoord (infinitive)

  • Wordt gebruikt om aan te geven dat iemand iets van plan is om te doen. (planning / intentie)
  • Wordt gebruikt om een voorspelling te doen waarvan je zeker weet dat het gaat gebeuren (voorspelling met bewijs)
  • Wordt gebruikt om een voorspelling te doen op basis van wat je ziet.  

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Future: to be going to

Bevestigende zin: am/are/is + going to + hele ww (infinitive)
Look! That girl is going to jump in the river!

Negatieve zin: am/are/is + (not) going to + hele ww (infinitive)
We are not going to invite David to our party

Vragende zin: am/are/is vooraan de zin + ond. + going to + hele ww (inf.)
Is it going to rain? It is very cloudy.

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht!

Worksheet: Sara's schedule 
&
worksheet: making a preddiction
timer
20:00

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HOMEWORK
Do exercises 34, 36 - 39
on pages 35, 36 & 37
Study vocabulary 1.4
Study ALL phrases writing & speaking
Next lesson
  • Oefentoets

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies