3.4 verkiezingen vwo

3.4 verkiezingen
- Hoe werkt dat? Invloed hebben op de politiek?
- Waarom stemmen mensen (niet)?
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.4 verkiezingen
- Hoe werkt dat? Invloed hebben op de politiek?
- Waarom stemmen mensen (niet)?

Slide 1 - Tekstslide

Verkiezingen

Slide 2 - Woordweb

Kiesrecht
Iedere Nederlandse staatsburger van 18 jaar of ouder heeft kiesrecht.
Actief kiesrecht: Het recht om te mogen stemmen.
Passief kiesrecht: Het recht om je verkiesbaar te stellen.

Slide 3 - Tekstslide

Vertegenwoordiging

Slide 4 - Tekstslide

In Nederland?
- Evenredige vertegenwoordiging.
Alle stemmen worden verdeeld over het aantal zetels. 

Bij de berekening wordt uitgegaan van de kiesdeler: "Hoeveel stemmen zijn er nodig voor één zetel?"

Slide 5 - Tekstslide

Wat denk jij? Is evenredige vertegenwoordiging iets goeds of slechts?

Slide 6 - Open vraag

Voor/nadeel
Voordeel: Iedere stem weegt even zwaar. Ook kleinere partijen hebben de kans in de 2e kamer te komen.

Nadeel: Tijdens debatten of het maken van beleid, duurt het langer om iedereen aan het woord te hebben. Dit kost veel tijd en maakt het soms onoverzichtelijk. 

Slide 7 - Tekstslide

Buitenland?
In sommige landen is er daarom sprake van een kiesdrempel; Een partij moet een minimumpercentage halen van de stemmen om een zetel te kunnen krijgen.

(In Duitsland & Oostenrijk is dit 5%.) 

Slide 8 - Tekstslide

District/meerderheidsstelsel
Districtenstelsel: Het land wordt verdeeld in districten/gemeenten. Elk district heeft één gekozen vertegenwoordiger. Hierop kan dan weer landelijk gestemd worden. 
Voordeel: Volksvertegenwoordigers hebben meer vertrouwen, omdat zij zelf uit de regio komen.
Nadeel: Stemmen die op een verliezer? Die gaan verloren.  

Slide 9 - Tekstslide

Nederland anno 2017 volgens districtenstelsel

Slide 10 - Tekstslide

Zou/ga jij stemmen?
Ja
Nee
Weet ik niet zo goed

Slide 11 - Poll

Motieven om te stemmen
- De standpunten van de partij komen overeen met die van jezelf.
- De partij komt op voor jouw belang(en).
- Je kijkt naar welke rol een partij speelt in het maken van beleid; je stemt dan strategisch.
- Een persoon in de partij spreekt je persoonlijk aan.

Slide 12 - Tekstslide

Wat gebeurt er na de verkiezingen?

Slide 13 - Woordweb

Na de verkiezingen
Het maken van een kabinet:
Stap 1. Verkenning
Stap 2. de Informatie
Stap 3. de Formatie

Slide 14 - Tekstslide

Stap 1: de verkenning
De 2e kamer benoemt de verkenner. Deze persoon gaat bij alle partijen "verkennen" welke standpunten de partijen hebben en welke belangen de partijen vertegenwoordigen.

Slide 15 - Tekstslide

Stap 2: De Informatie
Hierna wijst de 2e kamer een informateur aan. Deze persoon gaat onderzoeken welke partijen het beste zouden kunnen samenwerken in een coalitie. De partijen die hierbuiten vallen worden de oppositie.

Coalitie: Een combinatie van verschillende partijen die samenwerken op politiek niveau. 
Oppositie: De politieke partijen die niet in de coalitie zitten. Deze partijen hebben vaak kritiek op het regeerakkoord.

Slide 16 - Tekstslide

Stap 3: De Formatie
De formateur (vaak de minister president) kiest uiteindelijk wie er in de coalitie komen en wie niet. Hierna beslist de formateur welke volksvertegenwoordigers ministers worden. Ministers worden benoemd door de koning (als formaliteit). 

Slide 17 - Tekstslide

Maar... wat als het fout gaat?

Slide 18 - Tekstslide

"valt" het kabinet
Als een kabinet "gevallen" is, moet deze ontbonden worden en mag deze niet meer regeren. 

Als het kabinet zelf ontslag neemt, is er sprake van een demissionair kabinet. 

Slide 19 - Tekstslide