Unit 4 - Northern Ireland - Lesson 5 - Writing

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Lesson 5 - Writing

- Ik snap wat vraagwoorden zijn, kan deze benoemen en kan ze toepassen in een zin

- Ik kan de hulpwerkwoorden benoemen en toepassen in een zin

 - Ik leer woorden en kan deze vertalen naar het Nederlands en Engels

4.5: 2, 4, 5, 6, 7, 8 

Vraagwoorden

Vraagwoorden

vraagwoorden

Wat is een voorbeeld van een vraagwoord?

1. they
2. you
3. I
4. how

Vraagwoorden
..... is he now? He is at home.

1. where
2. what
3. when
4. who

Vraagwoorden
... is your name? Carol.

1. Who
2. What
3. How
4. Where

Can / could 

Vul de juiste in:

(-) Last week we .... go swimming, because it was raining.

1. couldn’t
2. can't

Vul de juiste in:

(-) I .... stay up late, because I’ve got school tomorrow.

1. couldn’t
2. can't

Vul de juiste in:

(?) Mum, ... I go over to Shelley’s house?

1. could
2. can

Vul de juiste in:

(+) What’s that sound? – It .... be dad in the kitchen.

1. could
2. can

4.5: 4, 5, 6, 7, 8 

4.5: 2, 4, 5, 6, 7, 8 

*4.5: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, test yourself

Wat hebben we vandaag gedaan?

Vragen?