Testweek 3

Wat leer je voor de toetsweek
woorden: Hoofdstuk 1 en 2 en 3 kopje A+B
Grammatica: werkwoorden op -er, werkwoord vouloir en pouvoir,aller
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat leer je voor de toetsweek
woorden: Hoofdstuk 1 en 2 en 3 kopje A+B
Grammatica: werkwoorden op -er, werkwoord vouloir en pouvoir,aller

Slide 1 - Tekstslide

vouloir
je veux
maintenant
pendant
l'argent
sans
partir
depuis
willen
het geld
nu
sinds
zonder
tijdens
vertrekken
ik wil

Slide 2 - Sleepvraag

Aller en ville
Sinon
Le frère jumeau
Quelle horreur
Ce soir
Choisir
De tweelingbroer
Vanavond
Naar de stad gaan
Anders
(Wat) vreselijk!
Kiezen

Slide 3 - Sleepvraag

le dessin
la géographie
l'anglais
rigoler
la chambre
le sac à dos

Slide 4 - Sleepvraag

Le présent


Werkwoorden:
werkwoorden op -er

Slide 5 - Tekstslide

le présent:

Slide 6 - Tekstslide

Le présent des verbes -er 
persoon
uitgang
ik
je
-e
jij
tu
-es
hij/zij
il/elle
-e
wij
nous
-ons
jullie/u
vous
-ez
zij 
ils/elles
-ent

Slide 7 - Tekstslide

Hoe vertaal je:
Nous chantons?
A
wij zingen
B
ik zing
C
jullie zingen
D
hij zingt

Slide 8 - Quizvraag

(regarder) Elle _______
A
regarder
B
regarde
C
regardes
D
regardez

Slide 9 - Quizvraag

Persoonlijke voornaamwoorden
stam
uitgang
Je/j
chant
Tu
chant
Elle/il/on
chant
Nous
chant
Vous
chant
Ils/elles 
chant
Chanter (zingen) 
e
ent
ez
es
e
ons

Slide 10 - Sleepvraag

Verbindt de vervoegde werkwoorden met de juiste persoonlijke voornaamwoorden!
Je
Tu
Il/Elle/On
Nous
Vous
Ils/Elles
regarde
manges
danse
adorons
arrivez
travaillent

Slide 11 - Sleepvraag

Je
tu
Il
elle
nous
vous
ils
elles
- e
-ons
- es
-ent
-ent
-ez
- e
- e

Slide 12 - Sleepvraag

Sleep de werkwoorden naar de juiste persoon.
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
trouvons
cherche
parlez
regardes
habite
habitons
donne
cherchons
aiment
détèste
passons
aimes
donnez
habitent
manges
adorez
regardent

Slide 13 - Sleepvraag

Vouloir - Présent 
Frans
Nederlands
Je veux
Ik wil
Tu veux
Jij wil
Il / elle / on veut
Hij / zij / men wil
Nous voulons
Wij willen
Vous voulez
Jullie willen / u wil
Ils / Elles veulent
Zij willen

Slide 14 - Tekstslide

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'aller' met het onderwerp
veux
veux
veut
voulons
voulez
veulent

Slide 15 - Sleepvraag

Pouvoir = kunnen / mogen
Je peux
Ik kan
Tu peux
Jij kunt
Il / elle / on peut
Hij / zij / men kan
Nous pouvons
Wij kunnen
Vous pouvez
Jullie kunnen / u kunt
Ils / elles peuvent
Zij kunnen

Slide 16 - Tekstslide

peut
peux
pouvons
pouvez
peuvent
peut
peux
ils
vous
nous
il
tu
je

Slide 17 - Sleepvraag

Het werkwoord "aller" aller = gaan. Net als être (zijn) en avoir (hebben) is aller een onregelmatig werkwoord
Aller
Gaan 
Je vais
Ik ga
Tu vas
Jij gaat
Il / elle  va
Hij / zij ga
on va
wij gaan
nous allons
wij gaan
vous allez
jullie gaan / u gaat
Ils / Elles vont
zij gaan

Slide 18 - Tekstslide

aller
=
  gaan



Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle
nous
vous
ils/elles
tu
je
allons
vont
vais
allez
vas
va

Slide 19 - Sleepvraag