Communicatie blok 1.3 week 4 - oefentoets

Oefentoets communicatie
Blok 1.3 - week 4
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets communicatie
Blok 1.3 - week 4

Slide 1 - Tekstslide

Oefentoets
In deze oefentoets worden vragen gesteld over de onderwerpen die aan bod zijn gekomen in week 3 en 4.
Het gaat over module 4: Valkuilen en tips bij vragen stellen, gespreksdoelen, ezelsbruggetjes bij gespreksvoering.

Slide 2 - Tekstslide

Het stellen van goede vragen kan soms best lastig zijn. Wat voor soort vragen dienen vermeden te worden?
A
Gesloten vragen
B
Indirecte vragen
C
Suggestieve vragen
D
Confronterende vragen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het grootste gevaar bij het stellen van een dubbelvraag?
A
Het antwoord duurt te lang
B
Er wordt antwoord gegeven op 1 vraag
C
Het antwoord is erg kort
D
Informatie wordt door elkaar gehaald

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een suggestieve vraag?
A
Het antwoord zit al in de vraag
B
Vraag naar emotionele achtergrond
C
Vraag die naar verschillende suggesties vraagt
D
Hierop moet je een sociaal wenselijk antwoord geven

Slide 5 - Quizvraag

Welke informatie komt boven wanneer de vragensteller doorvraagt?
A
Informatie die is achtergehouden
B
Gedetailleerde informatie
C
Informatie over een ander onderwerp
D
De emoties achter de mening

Slide 6 - Quizvraag

Doelen stel je op aan de hand van de SMART-methode. Waar staat de ‘S’ voor in deze afkorting?
A
Speciaal
B
Specifiek
C
Sensitief
D
Sociaal

Slide 7 - Quizvraag

Doelen stel je op aan de hand van de SMART-methode. Waar staat de ‘A’ voor in deze afkorting? 
A
Aanpasbaar
B
Acceptabel
C
Aanwijsbaar
D
Afdoende

Slide 8 - Quizvraag

Waar gaat het om bij gesprekken met een houdingdoel?
A
Het uitwisselen van informatie
B
Het beïnvloeden van iemands gedrag
C
Het beïnvloeden van iemands mening
D
Iemands lichaamshouding verbeteren

Slide 9 - Quizvraag

OMA is een ezelsbruggetje in de communicatie. Waar staat OMA voor?
A
Oordelen, Marges en Adviezen
B
Oog, Mond en Arm
C
Oordelen, Meningen en Adviezen
D
Oorzaken, Meningen en Adviezen

Slide 10 - Quizvraag

NIVEA is een ezelsbruggetje in de communicatie. Waar staat NIVEA voor?
A
Niet In Verwarring Eindigen Achteraf
B
Niet Invullen Voor Een Ander
C
Niet Inhouden Voor Een Ander
D
Niet Innemen Van Elk Antibioticum

Slide 11 - Quizvraag

Kwaliteiten zijn vaardigheden die je hebt aangeleerd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag