Week 24, les 2, spelling -n + wwspelling

Welkom
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  •  Huiswerk laten zien?
  • Extra herkansing leestoets toetsweek 2, woensdag 9 juli
  • Magister; toetsweek
  • meervouds - n
  • Verwijswoorden
  • Werkwoordspelling

Slide 2 - Tekstslide

Met of zonder -n?
bladzijde 248

Opdracht 1

Slide 3 - Tekstslide

Verwijswoorden
Bladzijde 214

Slide 4 - Tekstslide

Foute verwijswoorden
Bladzijde 234

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Stencil - hoeveel goed?

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoordspelling - pvtt
vorm?
Vb
Ik
ikvorm
beklad
je/jij
ikvorm + t
bekladt
hij/zij/het
ikvorm + t
bekladt
wij
hele ww
bekladden

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoordspelling - pvtt
1 uitzondering:
je/jij achter de pv -> ikvorm

Beklad jij die muur ook!
Bekladt je vriend die muur ook!

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoordspelling - pvvt
Sterke werkwoorden: veranderen van klank (lopen - liepen)
Zwakke werkwoorden: - te(n) of - de(n)

Stam: ikvorm - en (gelov)
ikvorm: wat je ervan maakt als je het in de zin zet met 'ik' (geloof)
TaXiKoFSCHiP => wel = > +t, te, ten


Slide 9 - Tekstslide

Die speler (verbazen) iedereen en scoorde! (vt)

Slide 10 - Open vraag

Voltooid deelwoord
  • Er staan meerdere werkwoorden in de zin
  • Staat bijna altijd achterin de zin
  • Gebruik dezelfde regel als zwakke werkwoorden in de verleden tijd 

Slide 11 - Tekstslide

Zijn gezondheid is enorm (verbeteren)

Slide 12 - Open vraag

Hij (stoten) zijn hoofd zo hard dat hij zich (verwonden) (vt)

Slide 13 - Open vraag

Onvoltooid deelwoord
Hele werkwoord + d

Huilend, lopend, vallend, zuchtend, zittend, etc

Slide 14 - Tekstslide

Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Soms kun je van het voltooid deelwoord, of het onvoltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord maken. Je kunt dit zien doordat dit woord dan voor een zelfstandig naamwoord staat.
Hier is de regel: zo kort mogelijk opschrijven als de uitspraak het toelaat.
De vergrote foto, maar het bekladde behang

Slide 15 - Tekstslide

De opnieuw (bekleden) bank (worden) morgen (afleveren)

Slide 16 - Open vraag

Het (gebeuren) Wim elke dag; hij (struikelen) over het losse stuk vloerbedekking

Slide 17 - Open vraag

De hele buurt rook naar (verbranden) autobanden. Hoe schrijf je het en om welke vorm gaat het?
A
verbrandde, bn
B
verbrande, bn
C
verbrandde, pvvt
D
verbrande, pvvt

Slide 18 - Quizvraag

Maak een zin met het ww 'besteden' waarin het als pvvt voorkomt

Slide 19 - Open vraag

Werkdoelen
Maken cursus 7 paragraaf 3 blz 248 opdracht 1, 2, 3, 4 en 5

Slide 20 - Tekstslide