Signaalwoorden 2

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


Signaalwoorden..
A
Verwijzen naar iets in de tekst.
B
Geven aan dat iets van iemand is.
C
Geven een eigenschap aan.
D
Geven een verband aan in de tekst.

Slide 2 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsomming?
A
Zoals
B
Ten slotte
C
Tegenover
D
Denk aan

Slide 3 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
En
B
Maar
C
Mits
D
Dus

Slide 4 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
Omdat
B
Zoals
C
En
D
Maar

Slide 5 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
Zoals
B
Daarnaast
C
Echter
D
Zo

Slide 6 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 7 - Quizvraag

Dus is een signaalwoord van een...
A
Concluderend verband
B
Redengevend verband
C
Doel-middel verband
D
Chronologisch verband

Slide 8 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
Zoals
B
Ten slotte
C
Hoewel
D
Denk aan

Slide 9 - Quizvraag

Welk tekstverband hoort bij het tekstverband 'tijdsvolgorde'?
A
Terwijl
B
Daarnaast
C
Toch
D
Bovendien

Slide 10 - Quizvraag


Zoek tekstverband:
Vroeger hield hij van pasta, tegenwoordig houdt hij meer van pizza.n.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Chronologie
D
Toelichting

Slide 11 - Quizvraag

Je kunt een tekstverband herkennen aan een signaalwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

'want' hoort bij het tekstverband...
A
Tegenstelling
B
Middel-doel
C
Reden
D
Vergelijking

Slide 13 - Quizvraag

" Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden"
Tekstverband?
A
Doel-middelverband
B
Vergelijkend verband
C
Samenvattend verband
D
Concluderend verband

Slide 14 - Quizvraag

Welk signaalwoord past er bij het
tekstverband conclusie?
A
Kortom
B
Alles overziend
C
Met dat doel
D
Daarentegen

Slide 15 - Quizvraag

Het signaalwoord 'zoals' kan zowel een vergelijkend tekstverband zijn als een uitleggend tekstverband
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband opsomming?
A
Nog
B
Alles bij elkaar
C
Al met al
D
Zoals

Slide 17 - Quizvraag

Wat is GEEN tekstverband?
A
Opsomming
B
Voorwaarde
C
Synoniem
D
Tegenstelling

Slide 18 - Quizvraag

Welk signaalwoord past er bij het volgende tekstverband?
" Voorwaardelijk"


A
Mits
B
Waardoor
C
Omdat
D
Alles bij elkaar

Slide 19 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "ofschoon"?
A
Chronologisch
B
Toelichtend
C
Redengevend
D
Tegenstellend

Slide 20 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "intussen"?
A
Tegenstellend
B
Chronologisch
C
Oorzakelijk
D
Opsommend

Slide 21 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "zo"?
A
Tegenstellend
B
Opsommend
C
Toelichtend
D
Chronologisch

Slide 22 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "daarom"?
A
Redengevend
B
Oorzakelijk
C
Vergelijkend
D
Concluderend

Slide 23 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "evenals"?
A
Opsommend
B
Vergelijkend
C
Oorzakelijk
D
Chronologisch

Slide 24 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "dankzij"?
A
Oorzakelijk
B
Concluderend
C
Opsommend
D
Redengevend

Slide 25 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "weliswaar"?
A
Toegevend
B
Voorwaardelijk
C
Doel-middelverband
D
Concluderend

Slide 26 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "al met al"?
A
Redengevend
B
Concluderend
C
Samenvattend
D
Voorwaardelijk

Slide 27 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord "mits"?
A
Toegevend
B
Redengevend
C
Samenvattend
D
Voorwaardelijk

Slide 28 - Quizvraag