1 vmbo-kgt thema 1 Planten en dieren BVJ max 22/23 LB

thema 1 Planten en dieren Oefenen
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

thema 1 Planten en dieren Oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Ben jij klaar voor deze les?
Jas uit,
Telefoon/oordoppen in je tas,
Boek, aantekeningenschrift, etui op tafel,
Snoep/kauwgom in de prullenbak?
MOOI, dan kunnen wij beginnen!

Slide 2 - Tekstslide

ja/nee vragen

Slide 3 - Tekstslide

Een organisme is een levend wezen
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quizvraag

Als een boom elk jaar zwaarder wordt, noem je dat ontwikkeling.
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

Bij een mens vindt in de jaren tussen de 30 en 40 jaar een groeispurt plaats.
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Een stilzittende, bijna niet ademende sprinkhaan is dood.
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Een bruine boon kan snel water opnemen door het poortje.
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

Deze tekst heb je nodig voor de volgende 2 vragen.

Slide 9 - Tekstslide

De kinderen worden het meest gecontroleerd in de periode tussen 0 en 1 jaar.
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Kruipen, zitten, staan en lopen horen bij de ontwikkeling van een kind.
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

In de levenscyclus van een bruine boon komen als stadia onder andere kiemplant en volwassen plant voor.

In het stadium van de kiemplant ontstaan de zaadlobben.
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

In de levenscyclus van een bruine boon komen als stadia onder andere kiemplant en volwassen plant voor.

In het stadium van de volwassen plant kunnen er zich zaden aan de plant ontwikkelen.

A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Een asperge is een stengel.
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Voor fotosynthese is zuurstof nodig.
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Bij landdieren zijn er meer soorten met een gestroomlijnde lichaamsvorm dan bij waterdieren.
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Zangvogels die zaden eten, hebben meestal een kegelsnavel.
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Deze afbeelding heb je nodig voor de volgende vraag.

Slide 18 - Tekstslide

De egel uit de afbeelding op de vorige bladzijde is een zoolganger.
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Kinderen krijgen hoort bij het levenskenmerk waarnemen.
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

meerkeuzevragen

Slide 21 - Tekstslide

Deze afbeelding heb je nodig voor de volgende vraag.

Slide 22 - Tekstslide

Kijk naar de kast op de afbeelding op de vorige bladzijde.

Is deze houten kast levend, dood of levenloos?
A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 23 - Quizvraag

Deze afbeelding heb je nodig voor de volgende vraag.

Slide 24 - Tekstslide

Is het standbeeld op de afbeelding op de vorige bladzijde levend, dood of levenloos?
A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 25 - Quizvraag

Stelling 1: De zon is een organisme.
Stelling 2: Een stuk ijzer is een organisme.

A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Geen van beide stellingen zijn juist.

Slide 26 - Quizvraag

Deze afbeelding heb je nodig voor de volgende vraag.

Slide 27 - Tekstslide

Welk organisme of welke organismen in de afbeelding op de vorige bladzijde vertoont/vertonen levenskenmerken?
A
Alleen de volwassen merel en de worm.
B
Alleen de volwassen merel en de mereljongen.
C
De volwassen merel, de mereljongen en de worm.

Slide 28 - Quizvraag

Deze afbeelding heb je nodig voor de volgende 3 vragen.

Slide 29 - Tekstslide

Kijk naar de afbeelding van de bruine boon.

Met welk nummer is de navel aangegeven?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3
D
nummer 4

Slide 30 - Quizvraag

Kijk naar de afbeelding van de bruine boon.

Met welk nummer is het deel aangegeven waar reservevoedsel zit?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3
D
nummer 4

Slide 31 - Quizvraag

Kijk naar de afbeelding van de bruine boon.

Uit welk van de genummerde delen in de afbeelding kan een nieuwe plant ontstaan?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3
D
nummer 4

Slide 32 - Quizvraag

Deze afbeelding heb je nodig bij de volgende vraag.

Slide 33 - Tekstslide

Als je deze groente eet, welke delen van een plant eet je dan?

A
bladeren
B
stengels
C
vruchten
D
wortels

Slide 34 - Quizvraag

In de kassen van het tuincentrum moet je in de winter de fotosynthese stimuleren.

Welke factor moet je dan vooral stimuleren?



A
de bemesting
B
het licht
C
het water
D
de zuurstof

Slide 35 - Quizvraag

Deze afbeelding heb je nodig voor de volgende vraag.

Slide 36 - Tekstslide

De impala is een hoefdier. In afbeelding 8 zie je een poot van een impala, met aan het uiteinde een hoef.

Op welke ondergrond kunnen dieren met zulke hoeven zich het best voortbewegen?


A
bosgrond
B
harde ondergrond
C
moerassige ondergrond

Slide 37 - Quizvraag

Als je een hond uitlaat, dan gaat hij op zoek naar de geur van andere honden. Als de hond die geur geroken heeft, dan plast hij ook op die plek.

Welke twee levenskenmerken horen hierbij?


A
groeien en waarnemen
B
uitscheiden en voortplanten
C
uitscheiden en waarnemen
D
voortplanten en groeien

Slide 38 - Quizvraag

Een cactus heeft stekels. Daarmee is hij aangepast aan zijn omgeving.

Waar is deze aanpassing voor?


A
beweging
B
voeding
C
verdediging
D
voortplanting

Slide 39 - Quizvraag

EINDE VAN DE TOETS

Slide 40 - Tekstslide