BVJ KGT Thema 1 'Planten en dieren' Eindtoets

Toets Thema 1
Planten en dieren


Deze vragen bestaan uit 3 onderdelen, namelijk A, B en C.


Heel veel succes!
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toets Thema 1
Planten en dieren


Deze vragen bestaan uit 3 onderdelen, namelijk A, B en C.


Heel veel succes!

Slide 1 - Tekstslide

Deel A
In dit deel moet je de  vragen met juist of onjuist beantwoorden. 

Slide 2 - Tekstslide

1) Een organisme is een levend wezen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

2) Als een boom elk jaar zwaarder wordt, noem je dat ontwikkeling.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

3) Bij een mens vindt in de jaren tussen de 30 en 40 jaar een groeispurt plaats.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

4) Een stilzittende, bijna niet ademende sprinkhaan is dood.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

5) Een bruine boon kan snel water opnemen door het poortje.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

De tekst hieronder moet je gebruiken voor de vragen 6 en 7.
Een consultatiebureau verzorgt medische basiszorg bij alle kinderen van 0 tot 4 jaar. Het is een gratis instelling die adviserend werkt en openstaat voor alle kinderen vanaf de geboorte. De adviezen worden gegeven door een arts en een wijkverpleegkundige, ondersteund door een assistente. Eén van hun taken is het controleren van de groei (lengte en gewicht). Daarnaast worden bijvoorbeeld bewegingen zoals kruipen, zitten, staan en lopen gevolgd.

Vraag 6) De kinderen worden het meest gecontroleerd in de periode tussen 0 en 1 jaar. (Klik door naar de volgende dia om antwoord te geven)

Slide 8 - Tekstslide

6) De kinderen worden het meest gecontroleerd in de periode tussen 0 en 1 jaar.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

De tekst hieronder moet je gebruiken voor de vragen 6 en 7.
Een consultatiebureau verzorgt medische basiszorg bij alle kinderen van 0 tot 4 jaar. Het is een gratis instelling die adviserend werkt en openstaat voor alle kinderen vanaf de geboorte. De adviezen worden gegeven door een arts en een wijkverpleegkundige, ondersteund door een assistente. Eén van hun taken is het controleren van de groei (lengte en gewicht). Daarnaast worden bijvoorbeeld bewegingen zoals kruipen, zitten, staan en lopen gevolgd.

Vraag 7) Kruipen, zitten, staan en lopen horen bij de ontwikkeling van een kind. (Klik door naar de volgende dia om antwoord te geven)

Slide 10 - Tekstslide

7) Kruipen, zitten, staan en lopen horen bij de ontwikkeling van een kind.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

8) In de levenscyclus van een bruine boon komen als stadia onder andere kiemplant en volwassen plant voor. In het stadium van de kiemplant ontstaan de zaadlobben.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

9) In de levenscyclus van een bruine boon komen als stadia onder andere kiemplant en volwassen plant voor. In het stadium van de volwassen plant kunnen er zich zaden aan de plant ontwikkelen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

11) Voor fotosynthese is zuurstof nodig.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

15) Kinderen krijgen hoort bij het levenskenmerk waarnemen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deel B
In dit deel moet je de meerkeuze vragen met A, B, C of D beantwoorden. 

Slide 16 - Tekstslide


In deze afbeelding is een houten kast getekend.

16) Is deze houten kast levend, dood of levenloos?
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos

Slide 17 - Quizvraag

In deze afbeelding is een bronzen standbeeld getekend.

17) Is dit standbeeld levend, dood of levenloos?
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos

Slide 18 - Quizvraag


18) Stelling 1: De zon is een organisme.
Stelling 2: Een stuk ijzer is een organisme.

A
Alleen stelling 1 is juist.
B
Alleen stelling 2 is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Geen van beide stellingen is juist.

Slide 19 - Quizvraag

In deze afbeelding zie je een volwassen merel die een spartelende worm voert aan zijn jongen.

19) Welk organisme of welke organismen in deze afbeelding vertoont/vertonen levenskenmerken?
A
Alleen de volwassen merel en de worm.
B
Alleen de volwassen merel en de mereljongen.
C
De volwassen merel, de mereljongen en de worm.

Slide 20 - Quizvraag

In deze afbeelding is een bruine boon getekend.

20) Met welk nummer is de navel aangegeven?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3
D
Nummer 4

Slide 21 - Quizvraag

In deze afbeelding is een bruine boon getekend.

21) Met welk nummer is het deel aangegeven waar reservevoedsel zit?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3
D
Nummer 4

Slide 22 - Quizvraag

In deze afbeelding is een bruine boon getekend.

22) Uit welk van de genummerde delen in de afbeelding kan een nieuwe plant ontstaan?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3
D
Nummer 4

Slide 23 - Quizvraag

In de kassen van het tuincentrum moet je in de winter de fotosynthese stimuleren.

24) Welke factor moet je dan vooral stimuleren?
A
De bemesting
B
Het licht.
C
Het water.
D
De zuurstof

Slide 24 - Quizvraag

Als je een hond uitlaat, dan gaat hij op zoek naar de geur van andere honden. Als de hond die geur geroken heeft, dan plast hij ook op die plek.

26) Welke twee levenskenmerken horen hierbij?

A
Groeien en waarnemen
B
Uitscheiden en voortplanten
C
Uitscheiden en waarnemen
D
Voortplanten en groeien

Slide 25 - Quizvraag

Deel C
Nu volgen een aantal open/ invul vragen. 

Weet je een vraag echt niet? Zet dan een streepje als antwoord en ga door naar de volgende vraag. 
Je kunt niet terug naar deze vraag, dus je moet het wel zeker weten. Uiteraard kun je ook een antwoord gokken.
 

Slide 26 - Tekstslide

De tekst hieronder moet je gebruiken voor de vragen 28 en 29.
 Bij de gymles in de brugklas staan de leerlingen klaar voor een shuttle run test (piepjestest). Ze rennen heen en weer tussen twee lijnen op 20 meter van elkaar. De beginsnelheid is 8 km/uur. De snelheid loopt na iedere minuut op met 0,5 km/uur. Dit noem je een hele trap. In totaal zijn er 20 trappen. De test is ook nog onderverdeeld in halve trappen. Na het behalen van een halve trap blijft de snelheid echter hetzelfde. Pas op de hele trap (na een minuut) gaat de snelheid omhoog. Dit wordt aangegeven met geluidssignalen (piepjes). Wanneer je de 20-meterlijn niet voor de piep bereikt, moet je doorlopen om de volgende lijn wel op tijd te bereiken. Je bent af als je tweemaal achter elkaar niet binnen 3 meter afstand van de 20-meterlijn bent. De test is bedoeld om het uithoudingsvermogen te testen.

Slide 27 - Tekstslide

Lees de tekst.
28) Schrijf de twee levenskenmerken op die bij de shuttle run test het meest aan de orde komen.

Slide 28 - Open vraag

Stel dat deze groep de shuttle run test in de vierde klas (bovenbouw) nog een keer doet.

29) De meeste leerlingen halen dan een hogere trap dan in de brugklas.
Door welke soort ontwikkeling komt dat?

Slide 29 - Open vraag

De tekst hieronder moet je gebruiken voor de vragen 30 tot en met 33
 De familie Klaassen heeft een volkstuin. Ze verbouwen daar allerlei groenten.
Vroeg in het voorjaar wordt er gezaaid en na twee weken staan er al heel wat plantjes boven de grond. Er wordt flink geschoffeld en water gegeven. Het is een drukke hobby, zo'n volkstuin.

Slide 30 - Tekstslide

Lees de tekst

30) Hoe heten de eerste blaadjes die boven de grond uitkomen?

Slide 31 - Open vraag

In de zomer wordt er geoogst uit de volkstuin. Daarmee kunnen mensen en dieren worden gevoed.
Sommige vleeseters eten nooit planten.

32) Leg uit dat planten voor deze vleeseters toch van belang zijn.

Slide 32 - Open vraag

In de winter zien de Klaassens graafsporen van konijnen in hun volkstuin.

33) Waarom graven die konijnen wortels op?


Slide 33 - Open vraag

Klaar!
Goed gedaan, jij bent helemaal klaar met de toets. Vergeet niet om op "inleveren" te klikken in LessonUp!


Slide 34 - Tekstslide