h2
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Nederland is een democratie.
Wat betekent democratie?
Wat betekent democratie?
A
De koning regeert
B
Het kabinet regeert
C
God regeert
D
Het volk regeert
Slide 2 - Quizvraag
Algemeen kiesrecht was er in welk jaartal?
Slide 3 - Open vraag
Het doel van de schoolstrijd was om...
A
Geld voor speciaal onderwijs.
B
Geld voor bijzonder onderwijs.
C
Katholieken vs. protestanten.
D
De slimste mens bepalen.
Slide 4 - Quizvraag
Vóór de grondwet van Thorbecke
Na de grondwet van Thorbecke
De koning beslist alles alleen
De ministers besturen het land
Rijke burgers kiezen de Tweede kamer
De koning heeft alle macht
Ministers geven advies aan de koning
De koning mag niet langer alleen regeren
De volksvertegenwoordiging heeft de meeste macht.
Slide 5 - Sleepvraag
Parlementaire democratie =
A
Burgers kiezen de Eerste kamer
B
Burgers kiezen het parlement
C
Burgers mogen stemmen
D
Burgers hebben grondrechten
Slide 6 - Quizvraag
Koning Willem Alexander
Koning Willem II
Koning Willem III
Koning Willem I
Slide 7 - Sleepvraag
Na de wet van 1848, werd de koning onschendbaar. Wie was er verantwoordelijk voor de Koning?
Slide 8 - Open vraag
Confessionalisme
Socialisme
Feminisme
Liberalisme
Slide 9 - Sleepvraag
Wie hoort bij welke stroming?
Feminisme
Socialisme
Liberalisme
Confessionalisme
Slide 10 - Sleepvraag
Feminisme
Confessionelen
Socialisme
Ik wil ook kunnen studeren net als mannen.
we willen minder lang werken voor meer geld.
Als ik een ongeluk krijg op mijn werk, word ik ontslagen.
wij willen ook geld voor een school met een bijbel
Slide 11 - Sleepvraag
Liberalisme
Socialisme
Confessionalisme
Feminisme
Nationalisme
Slide 12 - Sleepvraag
'Ik eisch dezelfde rechten als gij'
Liberalisme
Socialisme
Confessionalisme
Feminisme
Nationalisme
Slide 13 - Sleepvraag
confessionalisme
feminisme
liberalisme
nationalisme
socialisme
Arbeiders
Vrije markteconomie
Vaderlandsliefde
Abraham Kuyper
Emancipatie
Slide 14 - Sleepvraag
Wat was het Kinderwetje
van Van Houten?
van Van Houten?
A
Kinderen mochten
niet meer werken.
B
Kinderen onder de twaalf jaar mochten niet meer werken.
C
Kinderen onder de twaalf jaar mochten niet meer
in de fabriek werken
D
Kinderen onder de twaalf jaar mochten niet langer dan
acht uur in de fabriek werken.
