Begrijpend lezen bl4wk4l1 groep 6

Wat doe ik als ik het niet meer snap?
Je kunt straks:
• verwijswoorden herkennen in de tekst
• het woord of groepje woorden vinden waar het verwijswoord naar wijst
Uitleg
Wat moet je weten?
Begrijp je de tekst opeens niet meer? Je weet dat je dan ook kunt kijken naar de verwijswoorden. Een verwijswoord is een woord dat wijst naar een ander woord in de tekst. Een verwijswoord kan soms ook naar een groepje woorden wijzen.


Uitleg
Je kent al verwijswoorden zoals ik, hem en jouw.
Nog meer verwijswoorden zijn: die, dat, deze, dit, zulke, zo’n, wat, welke.
Voorbeeld
• Lekkere koekjes zeg! Heb je die zelf gebakken?
 Die wijst naar lekkere koekjes.

Vind je het moeilijk om te zien waar het verwijswoord naar wijst?
Lees dan een stukje terug. Dat helpt vaak.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat doe ik als ik het niet meer snap?
Je kunt straks:
• verwijswoorden herkennen in de tekst
• het woord of groepje woorden vinden waar het verwijswoord naar wijst
Uitleg
Wat moet je weten?
Begrijp je de tekst opeens niet meer? Je weet dat je dan ook kunt kijken naar de verwijswoorden. Een verwijswoord is een woord dat wijst naar een ander woord in de tekst. Een verwijswoord kan soms ook naar een groepje woorden wijzen.


Uitleg
Je kent al verwijswoorden zoals ik, hem en jouw.
Nog meer verwijswoorden zijn: die, dat, deze, dit, zulke, zo’n, wat, welke.
Voorbeeld
• Lekkere koekjes zeg! Heb je die zelf gebakken?
 Die wijst naar lekkere koekjes.

Vind je het moeilijk om te zien waar het verwijswoord naar wijst?
Lees dan een stukje terug. Dat helpt vaak.

Slide 1 - Tekstslide


In r4 zie je het verwijswoord 'die'.
Naar wie wijst die?
Leesopdracht
Lees de eerste, vetgedrukte alinea.
A
Daniel Pennac
B
je stripboek
C
een echt boek
D
je vader en moeder

Slide 2 - Quizvraag

Lees: Deze rechten maken lezen nog leuker! (r.7)
Welk verwijswoord zie je in deze zin? Markeer het in de tekst.

Slide 3 - Tekstslide

Wat bedoelt de schrijver met 'Deze rechten'? Tip: lees een stukje terug in de tekst.

Slide 4 - Open vraag

Lees recht 1 en 2 (r9 t/m 15)
Lees: Vaak is ... minder leuk (r 11) 
Welk verwijswoord zie je in deze zin? Markeer het in de tekst. 

Waar wijst het verwijswoord naar?
 
Laat zien met je aantal vingers:  1. lezen  2. lekker  3.iets

Slide 5 - Tekstslide


In deze zin zie je het verwijswoord 'die'. Hoe kun je de zin schrijven zonder dat verwijswoord?
Vul in: Sla ... maar snel over.
Leesopdracht
Lees: Sla die maar snel over. (regel 14)
vervolg-opdracht
Waar wijst het verwijswoord die dus naar? 
Markeer het in de tekst.

Slide 6 - Open vraag

Lees recht 3. (r16 t/m 20)
 Lees: Die heb je vast nog niet allemaal gelezen. (r19/20)
Welke twee verwijswoorden zie je in deze zin?
Markeer ze in de tekst.

Slide 7 - Tekstslide

Naar welk groepje woorden wijst het 1e verwijswoord?
Tip: het zijn vier woorden.

Slide 8 - Open vraag

Lees recht 4 en 5. (r21 t/m 27)
Lees: Dat wil ... keer lezen. (r 22/23) 
Welke twee verwijswoorden zie je in deze zin? 
Markeer ze in de tekst

Slide 9 - Tekstslide

Waar wijst het eerste verwijswoord naar?
A
een stripboek
B
een ander boek
C
een geweldig boek
D
soms

Slide 10 - Quizvraag

Lees: Kies gewoon iets wat jij wil lezen. (r 27) Waar wijst het verwijswoord 'wat' naar?

Slide 11 - Open vraag

Lees: Kies gewoon iets wat jij wil lezen. (r27) Waar wijst het verwijswoord 'wat' naar?

Slide 12 - Open vraag


Lees: Wauw, zo’n ... nog nooit. (r33) Je leest het verwijswoord 'zo’n'. Wat bedoelt de schrijver met zo’n avontuur?
Vul in: een ... avontuur.

Leesopdracht
Lees recht 6 en 7. (r28 t/m 38)

Slide 13 - Open vraag

Lees: Of maak ... mag betreden. (r37/38)
Welk verwijswoord zie je in deze zin? Markeer het in de tekst

Slide 14 - Tekstslide

Waar wijst dit verwijswoord naar?
A
de hangmat
B
een geheime leesplek
C
de tafel
D
je plekje

Slide 15 - Quizvraag

Lees recht 8, 9 en 10. (r39 t/m 47)
Lees: Of wil ... boek staan? (regel 43 en 44)
Je ziet in deze zin het verwijswoord 'die'. Waar wijst die naar?

handen omhoog: alle stemmen en geluiden
handen omlaag:  zingend

Slide 16 - Tekstslide

Lees: Wil je ... hebt gelezen? (r46)
In deze zin zie je het verwijswoord 'dat'. 
Waar wijst dat naar? Markeer het in de tekst.

Slide 17 - Tekstslide

overleg met elkaar
In r7 staat dat de tien rechten lezen nog leuker maken.
 Ben jij het daarmee eens? 
Waarom wel of niet? 

Slide 18 - Tekstslide