Argumentatie

Programma
terugblik
leerdoel
theorie
opdracht
evaluatie
huiswerk
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma
terugblik
leerdoel
theorie
opdracht
evaluatie
huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

argumentatie

Slide 2 - Woordweb

Leerdoel
Aan het eind van deze les:
- weet je welke argumentatieschema's er zijn.
- kun je zelf een van de argumentatieschema's gebruiken en herkennen.

Slide 3 - Tekstslide

Het geheel van standpunt en argumenten wordt een redenering genoemd.
Ook wordt er wel van een argumentatieschema gesproken.
Ik gebruik de termen door elkaar, omdat ze allebei in de boeken gebruikt worden.

Slide 4 - Tekstslide

De zes belangrijkste redeneringen/argumentatieschema's zijn op basis van:
1. oorzaak en gevolg
2. overeenkomst (vergelijking)
3. voorbeelden
4. voor- en nadelen
5. kenmerk of eigenschap
6. autoriteit (staat niet in het boek)

Slide 5 - Tekstslide

voorbeelden
1. oorzaak en gevolg
Er zal zich in de toekomst minder geweld tegen hulpverleners voordoen, want de straffen (...) zijn inmiddels veel zwaarder.

2. overeenkomst (vergelijking)
De Nederlandse voetbalcompetitie had toch afgemaakt kunnen worden. In Duitsland starten de wedstrijden weer op 15 mei en kan die competitie wel afgemaakt worden.

3. voorbeelden
De Nederlandse taal verloedert. Zo hoor je steeds vaker 'hun hebben'  in plaats  van 'zij hebben'.

Slide 6 - Tekstslide

voorbeelden
4. voor- en nadelen
Ik hoop dat ik snel weer naar de kapper kan, want dan kan ik weer zonder petje naar buiten en word ik thuis niet steeds uitgelachen.

5. kenmerk of eigenschap
Je moet handschoenen gebruiken als je afwast, want afwasmiddel is slecht voor je huid.

6. autoriteit
Energiedrankjes moeten verboden worden, want wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat ze hartritmestoornissen kunnen veroorzaken.

Slide 7 - Tekstslide

Je hebt een artikel gelezen. Reageer op dit artikel met jouw standpunt en geef daarbij minstens één argument.

Slide 8 - Open vraag

Wat heb je nu geleerd?

Slide 9 - Woordweb

Huiswerk voor 11 mei 2020
Module leesvaardigheid:
- hoofdstuk 3, paragraaf 3, opdracht 5, blz. 52 t/m 55
Module woordenschat:
- hoofdstuk 2, paragraaf 1, opdracht 11 en 12, blz. 299/300

Slide 10 - Tekstslide