Afsluitende les en motoriek

• Zorg en Welzijn
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Afsluitende les en motoriek

4 onderdelen

mens en gezondheid

mens en omgeving

mens en activiteit

mens en zorg

mens en gezondheid

BMI

1. Body Meet Instrument
2. Bol Model Index
3. vetpercentage meetinstrument
4. Body Mass Index

Waar wordt BMI voor gebruikt?

1. Om te meten of je gezond eet
2. Om te meten of je lang genoeg bent
3. Om te meten hoe veel je weegt
4. Om te meten of je een gezond gewicht hebt in vergelijking met jouw lengte

Tekst

rode snijplank

blauwe snijplank

groene snijplank

gele snijplank

bruine snijplank

witte snijplank

rauw vlees

vis,- schaal en schelpdieren

groente en fruit

gevogelte

gebraden vlees en worst

kaas en brood

Wat is een voorbeeld van een welvaartsziekte

1. Artrose
2. Hart- en vaatziektes
3. Nek- en rugklachten
4. Epilepsie

Wat is leefstijl?

1. Leefstijl is iemands persoonlijke manier van leven
2. Leefstijl is de plek waar je graag leeft
3. Leefstijl is je manier van denken
4. Leefstijl is wat jij graag eet

mens en omgeving

Wat betekend dit
wassymbool?

1. Niet strijken
2. Niet wassen
3. Niet drogen
4. Professioneel reinigen

Wat staat er op het samenstellingsetiket?

1. hoe je de was moet wassen
2. waar het textiel van is gemaakt
3. de wasvoorschriften
4. wassymbolen

stap 1

stap 2

stap 3

stap 4

stap 5

stap 6

stap 7

strijk de kraag

strijk de schouderstukken 

strijk de mouwen

strijk het voorpand, het rugpand en het andere voorpand

strijk de dubbele delen

controleer de temperatuur en het water

ruim alles op

Representatief is ..

1. Bewust moeite doen om iemand te horen en te begrijpen.
2. Taal waarbij woorden en begrippen worden uitgebeeld met je handen.
3. Er verzorgd uitzien, schone en nette kleding dragen, vriendelijk en netjes in gedrag zijn.
4. Het verzorgen van je eigen lichaam.

Hieronder staan zinnen uit een elektronishc zorgdossier van verschillende cliënten.

Horen de zinnen bij verbale of bij non-verbale communicatie?

Mevrouw vraagt steeds: "Waar ben ik?''. 

Meneer staart de hele middag uit het raam. 

Meneer heeft zijn vrouw gesproken aan de telefoon.

Meneer loopt voordurend rond alsof hij iets zoekt.

Mevrouw maakt oogcontact als je haar aanraakt.

verbaal 

non-verbaal

verbaal 

non-verbaal

verbaal 

non-verbaal

verbaal 

non-verbaal

verbaal 

non-verbaal

mens en activiteit

In een …………………………………………… groep is niet iedereen even oud. 

In een ……………………………………………………. groep is iedereen even oud. 

In een ……………………………………………………. groep hebben de leden dezelfde kenmerken. 

In een ……………………………………………………. groep hebben de leden verschillende kenmerken. 

Hetero gene 

Horizontale 

Homogene 

Verticale groep

 Wat voor een waarneming is het?

Bertha houdt haar telefoon vast.

De klas is erg rumoerig.

Subjectief

Objectief

Floris heeft een auditieve beperking. Wat voor beperking is dit?

1. meervoudig gehandicapt
2. motorisch gehandicapt
3. zintuigelijk gehandicapt
4. Een gebrek in de organen

Wat is een visuele beperking

1. slecht ziend
2. dementie
3. downsyndroom
4. slecht horend

De ontwikkeling die te maken heeft met de beweging van het lichaam is welke ontwikkeling?

1. geestelijke ontwikkeling
2. cognitieve ontwikkeling
3. emotionele ontwikkeling
4. motorische ontwikkeling

Wat is een functie van een draaiboek?

1. Een overzicht waar precies in staat welke taken, wanneer en door wie uitgevoerd moeten worden
2. Het is een verantwoordingsdocument naar de inspectie
3. Het is een middel om reclame te maken
4. Daar staat in hoe je het evenement gaat voorbereiden

mens en zorg

Wie hoort er bij de eerstelijnszorg?

1. huisarts
2. kaakchirurg
3. psycholoog
4. vrijwilliger

Een cliënt is incontinent, waar zorgt de hulpverlener voor?

1. Hij zet een po stoel op de kamer van de cliënt
2. Hij helpt de cliënt met tandenpoetsen
3. Hij laat de cliënt een zindelijkheidstraining volgen
4. Hij legt incontinentiemateriaal klaar voor de cliënt

Wat betekent ADL?

1. Algemene dagelijkse levensinrichtingen
2. Algemene dagelijkse levensbehoefte
3. Algehele dagelijkse levensverrichtingen
4. Algemene dagelijkse levensverrichtingen

Motoriek 

Fijne motoriek 

De fijne motoriek is het onder controle hebben van bewegingen en spieren zodat je kleine en precieze bewegingen kunt maken. Bijvoorbeeld knutselen, vouwen en schrijven.

Grove motoriek 

De grove motoriek is het onder controle hebben van bewegingen en spieren zodat je grote bewegingen kunt doen. Bijvoorbeeld kruipen, lopen, fietsen, hinkelen.

Wat zie je hier?

1. Actieve tillift
2. Passieve tillift
3. Elektrische rolstoel
4. Hoog-laag bed

Motoriek

Grove motoriek:

Rennen zonder vallen, klimmen, evenwichtsspelletjes

Fijne motoriek:

Kleuren, knoopjes dicht doen, veters leren strikken

Dus:

fijn = klein

grof = groot

kleine bewegingen zoals knippen = fijne motoriek

grote bewegingen zoals rennen = grove motoriek

Leeftijden in fases

• baby 0-1
• dreumesen 1-2 jaar
• peuters 2 - 4 jaar
• kleuters 4 - 6 jaar
  
• schoolkinderen 6 -12 jaar
  
• pubers 12 -18 jaar
  

Sociale ontwikkeling

Hoe een kind leert omgaan met anderen noemen we sociale ontwikkeling

taalontwikkeling

veel praten en voorlezen stimuleert de taalontwikkeling  

 van baby's peuters en kleuters

zintuigelijke ontwikkeling

Baby's zijn erg bezig met de zintuigelijke ontwikkeling. Ze ontdekken de wereld door te proeven, kijken, luisteren, horen en voelen. 

Hand-oog coördinatie 

Hand-oog coördinatie is het vermogen om acties uit te voeren die het gelijktijdige gebruik van onze ogen (zicht) en handen (beweging) vereisen.

 

• Een blokje in een gat stoppen met dezelfde vorm (bijvoorbeeld bij een vormenstoof);
  
• Puzzelstukjes op de juiste plek leggen;
  
• Een bal gooien of vangen;
  
• Voorwerpen op elkaar stapelen (bijvoorbeeld bij stapelspeelgoed);
  
• Een knikker door een knikkerbaan rollen