6.4 Leefbaarheid in de steden verbeteren

6.4 Leefbaarheid in de steden verbeteren
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

6.4 Leefbaarheid in de steden verbeteren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.4. Stedelijke ontwikkelingen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na 1970 -> Suburbanisatie

Naar groeikernen buiten de stad mogelijk door:
- het vervoer verbeterde (meer treinen, bussen, auto’s)
- meer ruimte
- een veilige speelgelegenheid

Slide 4 - Tekstslide

Waarom bleef de stad wel belangrijk?
Werkgelegenheid bleef grotendeels in de stad.
Dit had een negatieve consequentie:
lange files vanwege het woon-werkverkeer

Gevolg van Suburbanisatie
  • alleen laagwaardige voorzieningen blijven over, zoals een snackbar en een goedkope supermarkt
  • veel werkloosheid en drugsoverlast
  • stationsgebieden raakten verloederd en op de oude industrieterreinen stonden de fabrieken leeg

Slide 5 - Tekstslide

Doordat de rijkere gezinnen wegtrokken:
was er weinig koopkracht onder bewoners van steden

Achteruitgang -> vooruitgang
Stadsvernieuwing
  • Renovatie: opknappen
  • Sanering: sloop en nieuwbouw.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stad komt weer tot bloei (>1990)

Slide 7 - Tekstslide

Na 1990 bloeide de stad op dankzij
de kenniseconomie
Men wilde weer wonen in de stad wonen, dit proces heet:
re-urbanisatie
Wie waren en waar gingen deze ‘nieuwe bewoners’ van de stad wonen?
In de 19e-eeuwse arbeiderswijken kochten afgestudeerde studenten en mensen in de creatieve sector een etage en knapten deze op.

Wat deed de gemeente?
Herstructurering -> aantrekken van meer koopkracht naar de stad

Gevolg: Een hoogwaardiger voorzieningenniveau: duurdere winkels en hippere horeca

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolg van herstructurering 
Verandering in de:
  • de bevolkingssamenstelling
  • het voorzieningenniveau

Gentrificatie


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vierde Nota Extra (VINEX)


Vanaf de jaren 1990 werden aan de rand van de steden VINEX-wijken gebouwd

Slide 10 - Tekstslide

Duizenden nieuwe woningen om plaats te bieden aan mensen die de stedelijke voorzieningen weer nieuw leven in konden blazen.

Vinex-wijken 

Slide 11 - Tekstslide

Wijdevenne?
Wijk- en buurtprofiel

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In Almere.
Ook in Almere.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woningkenmerken
1. Ouderdom (bouwjaar).
2. Eigendom (koop, huur of van een woningcorporatie).
3. Woningtype (vrijstaand, rijtjeshuis, portiekflat, galerijflat).
4. Staat van onderhoud (goed, slecht, gerenoveerd).


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herenhuizen
1. 1800-begin 1900 (bouwjaar).
2. Koop of verhuurd in etages 
3. Vrijstaand of luxe rijtjeshuizen.
4. Goede staat van onderhoud
5. Welvarende buurten of studenten.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Arbeiderswijken
1. Begin 1900 (bouwjaar).
2. Koop of vaak huur 
3. Kleine rijtjeshuizen
4. Goede staat van onderhoud
5. Vroeger arme buurten, langzaam beter door gentrificatie

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jaren '30 woningen
1. 1920-1945 (bouwjaar).
2. Koop 
3. Vrijstaand of luxe rijtjeshuizen/ twee onder een kap
4. Goede staat van onderhoud
5. Welvarende buurten

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jaren '50 woningen
1. 1948-1960 (bouwjaar).
2. Koop maar vaak huur
3. Galerijflats of portiekflats, soms kleine rijtjeshuizen
4. Matige staat van onderhoud
5. Minder welvarende buurten

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jaren '70 en 80 bloemkoolwijk
1. 1970-1980 (bouwjaar).
2. Koop soms huur.
3. Woonerven en rijtjeshuizen
4. Goede staat van onderhoud
5. Middenklasse

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vinex-wijk
1. Vanaf begin jaar '90 (bouwjaar).
2. Koop soms huur.
3. Buurt met veel aandacht voor water.
4. Goede staat van onderhoud
5. Middenklasse en vooral jonge gezinnen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woningkenmerken
1. Ouderdom (bouwjaar).
2. Eigendom (koop, huur of van een woningcorporatie).
3. Woningtype (vrijstaand, rijtjeshuis, portiekflat, galerijflat).
4. Staat van onderhoud (goed, slecht, gerenoveerd).


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bewoners
kenmerken
  • Grootte huishouden (alleenstaand, gezin)
  • Etniciteit(migratie achtergrond of niet)
  • Inkomen (hoogte van het inkomen)
  • Gezinsfase (jonge kinderen, ouderen zonder kinderen etc.)
  • Leeftijd bewoners

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies