Spelling, les 4: Hoofdletters schrijven

Spelling: Hoofdletters schrijven
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingLager onderwijs

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spelling: Hoofdletters schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer schrijf
je hoofdletters?

Slide 2 - Woordweb

Hoe schrijf ik het?
A
Soufian
B
soufian

Slide 3 - Quizvraag

Hoe schrijf ik het?
A
Ik ben jarig.
B
ik ben jarig.

Slide 4 - Quizvraag

Hoe schrijf ik het?
A
evangeliestraat
B
Evangeliestraat

Slide 5 - Quizvraag

Hoe schrijf ik het?
A
donderdag
B
Donderdag

Slide 6 - Quizvraag

Hoe schrijf ik het?
A
jezus
B
Jezus

Slide 7 - Quizvraag

Wat moet ik doen?

- Oefening 2

- Oefening 3


Sneller klaar? 

- Oefening 4 

- Oefening 5

- Oefeningen op Chromebook
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Welke woorden krijgen een hoofdletter?
A
Maandag, Sinterklaas
B
Turkije, Sinterklaas
C
Januari, Oosten
D
Winter, Nieuwjaar

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is correct geschreven?


A
op vrijdag gaan we naar het museum van antwerpen.
B
Op vrijdag gaan we naar het museum van Antwerpen.
C
Op Vrijdag gaan we naar het Museum van antwerpen.

Slide 10 - Quizvraag

In deze zin ontbreken hoofdletters. Verbeter ze:

we gaan op zondag naar tante lena in antwerpen.

Slide 11 - Open vraag

In deze zin ontbreken hoofdletters. Verbeter ze:

tijdens de herfstvakantie gaan we naar frankrijk met papa en mama.


Slide 12 - Open vraag

In deze zin ontbreken hoofdletters. Verbeter ze:

mijn hond heet rocky. hij is geboren in januari.


Slide 13 - Open vraag

Wees creatief en schrijf een korte tekst over je vrienden. Gebruik zoveel mogelijk hoofdletters.

Slide 14 - Open vraag

Wanneer schrijf je een hoofdletter?
A
Aan het begin van een zin
B
Bij namen van personen
C
Bij feestdagen
D
Bij heiligen

Slide 15 - Quizvraag

Hoe schrijf ik het?
A
Ardennen
B
ardennen

Slide 16 - Quizvraag

Waar zijn we de hoofdletter vergeten?
A
Leuven
B
pasen
C
maandag
D
Sevket

Slide 17 - Quizvraag

Waarom schrijf je deze woorden met een hoofdletter?

God - Boeddha - Allah
A
Het zijn soortnamen.
B
Het zijn namen van goden.
C
Het zijn heiligen.
D
Het zijn feestdagen.

Slide 18 - Quizvraag

Ik kan hoofdletters juist gebruiken.
A
Ja
B
Een beetje
C
Nee

Slide 19 - Quizvraag