comparative and future havo 2

comparative and future havo 2
How do you compare things and how do you say you are going to do something in the future.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

comparative and future havo 2
How do you compare things and how do you say you are going to do something in the future.

Slide 1 - Tekstslide

big-bigger than- the biggest
important - more important than - the most important
complicated - less complicated than - the least complicated
good - better - best
bad - worse - worst

Slide 2 - Tekstslide

not as good as (niet zo goed als)
Just as good as (even goed als)

Slide 3 - Tekstslide

The prices in the bookshop are ................... on the internet.
A
highest than
B
higher than
C
high
D
the highest

Slide 4 - Quizvraag

These headphones are ............. (duurder) than those.
A
expensive
B
expensiver
C
more expensive
D
most expensive

Slide 5 - Quizvraag

That was my ................... (grootste) mistake.
A
biggest
B
bigger
C
more big
D
big

Slide 6 - Quizvraag

They are ..................... (oncomfortabeler) than my old ones.
A
uncomfortable
B
less comfortable
C
more uncomfortable
D
not comfortable

Slide 7 - Quizvraag

The sound is .............. (slechter) too.
A
bad
B
badder
C
worse
D
worst

Slide 8 - Quizvraag

Het ..................... (vervelendste) thing is that the cable is too long.
A
annoying
B
annoyingst
C
most annoying
D
less annoying

Slide 9 - Quizvraag

I was .................. (gelukkiger) with my cheap headphones,
A
happy
B
happier
C
the happiest
D
less happy

Slide 10 - Quizvraag

eventhough they are the .....................(lelijkste) headphones you have ever seen.
A
ugliest
B
more ugly
C
less ugly
D
uglier

Slide 11 - Quizvraag

vertaal: Dit boek is net zo duur als dat boek.

Slide 12 - Open vraag

the future
Ik ga morgen fietsen: I am going to cycle tomorrow. (plan)
Wij gaan morgen tennissen: We are playing tennis tomorrow.  (afspraak)
Zal het morgen gaan regenen? : Will it rain tomorrow?
Het zal morgen niet gaan regenen.: It won't rain tomorrow.

Slide 13 - Tekstslide

Ik zal waarschijnlijk slagen: I will probably pass.
Het zou kunnen dat ik slaag: I may/might pass.
Ik zal definitief/absoluut niet slagen: I definitely won't pass.
Ik zal waarschijnlijk niet slagen: I probably won't pass.

Slide 14 - Tekstslide

maak oefening 5 op blz 86 WW,
oefening 5 op blz 91,
oefening 4 op blz 96,
oefening 6 op blz 100

Slide 15 - Tekstslide

Maak de 4 oefeningen op MEL die klaarstaan over de comparative.

Slide 16 - Tekstslide