Thema 5_les 1, 2 en 4

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 8

Thema 5

Les 1, 2 en 4

.

je voelt de wind in je gezicht, je hoort de bladeren ritselen

Schoorsteenkappen en dakpannen waaien weg

Er zijn grote verwoestingen overal, niets blijft meer overeind. 

Het briesje

De storm

De orkaan

Een mengsel van ijzer met een beetje koolstof. Het is harder dan ijzer.

Een duur metaal met de kleur van zilver. Het wordt gebruikt om sieraden van te maken.

Een licht, zilverkleurig metaal. Vliegtuigen en fietsen zijn er vaak van gemaakt.

Een blauwachtig, zacht materiaal. Het wordt bijvoorbeeld gebruikt om dakgoten van te maken.

staal

platina

aluminium

zink

vertellen

ik vertel

ik heb verteld

lopen

ik loop 

ik heb gelopen

gebruiken

ik gebruik

ik heb gebruikt

Maak van de zin een zin met een voltooid deelwoord:

1. De aarde beeft.
2. Hij schrikt ervan.
3. De lava verschroeit de bomen. 

Maak van de zin een zin met een voltooid deelwoord:

1. Ineens wordt het windstil.
2. We bereiken het oog van de orkaan.
3. Gefladder doorbreekt de stilte.
4. Gebiologeerd kijken we naar de honderden vogels.
5. Zij gebruiken de aluminium reling als rustplaats.
6. Huizenhoge golven vergezellen de vogels. 

Het werkwoordelijk gezegde!

• Een van de werkwoorden is de persoonsvorm.
• Zegt wat er in een zin is gedaan of wordt gedaan.
• Het onderwerp vind je door te vragen:
  wie (of wat) + gezegde?

Wat is het gezegde?
De tropische storm Lee heeft vanochtend de kust bij de Amerikaanse staat Louisiana bereikt.

Wat is het onderwerp?
De tropische storm Lee heeft vanochtend de kust bij de Amerikaanse staat Louisiana bereikt.

Wat is het gezegde?
Dit weekend kan daar op sommige plaatsen vijftig centimeter regen vallen.

Wat is het gezegde?
De regering heeft de mensen in het gebeid gewaarschuwd.

Wat is het onderwerp?
De regering heeft de mensen in het gebeid gewaarschuwd.

Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden uit de zin. Hoort de persoonsvorm hier ook bij?

1. nee
2. ja

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

1. waar
2. niet waar

De jongen heeft een vis gevangen.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. heeft gevangen
2. een vis gevangen
3. de jongen heeft
4. een vis

Hij snijdt de groente met een mes.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. snijdt
2. snijdt groente
3. hij snijdt
4. hij snijdt groente