Slotles - Herhaling begrippen + sonnet

Tijd voor de test
Twintig vragen over de identiteit en het gedrag van poëzie
(En stiekem zijn het ook geen twintig vragen, maar ik ben zo dol
op mijn intertekstuele verwijzing naar Wie is de Mol? 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Tijd voor de test
Twintig vragen over de identiteit en het gedrag van poëzie
(En stiekem zijn het ook geen twintig vragen, maar ik ben zo dol
op mijn intertekstuele verwijzing naar Wie is de Mol? 

Slide 1 - Tekstslide

Wat wil ik van je horen als ik je vraag een PARAFRASE van een gedicht te geven?
A
De inhoud naverteld in eigen woorden
B
Een complete analyse van zowel vormkenmerken als inhoud
C
Een schijnbare tegenstelling
D
Een eigen interpretatie, onderbouwd met regels uit het gedicht

Slide 2 - Quizvraag

Hoe noem je een strofe van vier regels?
timer
0:20

Slide 3 - Open vraag

Juist of niet juist:
alliteratie en assonantie zijn vormen van rijm
A
juist
B
niet juist

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noem je het rijmschema dat past bij de letters ABAB CDCD?
...... rijm
timer
0:20

Slide 5 - Open vraag

Hoe noem je het inlassen van een zwakbeklemtoonde lettergreep?
(melk -> melluk; film -> fillum)
A
elisie
B
esthetiek
C
epenthesis
D
ellips

Slide 6 - Quizvraag

Hoe noem je deze vorm van beeldspraak:
"schreeuwende kleuren"
timer
0:20

Slide 7 - Open vraag

Hoe noem je deze vorm van beeldspraak?
"Mijn koelkast is donker en wachten,
eenzaamheid en heimwee."
A
vergelijking met als
B
vergelijking zonder als
C
metafoor
D
personificatie

Slide 8 - Quizvraag

Lees deze strofe.
"Vla, mijn broer,
jij moet hier koud worden
om daar niet te verrotten.
Ik moet hier verrotten
om daar niet koud te worden."

Hier en daar / jij en ik zijn voorbeelden van ...
A
antithese
B
hyperbool
C
parallellisme
D
chiasme

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

Lees dit gedicht. Je krijgt o.a. vragen over:
- Welke versvormen zie je? 
- Hoe heet de vorm van dit gedicht?
- Hoe heet het verschijnsel dat de dichter toepast bij r. 5-6?
- Welke vorm van beeldspraak herken je in r. 7-8?
- Welke vorm van rijm herken je in regel 12? 
timer
2:00

Slide 11 - Tekstslide

Welke versvorm zit er niet in
Een mooie dag om stilte te verscheuren?
A
Distichon
B
Octaaf
C
Sextet

Slide 12 - Quizvraag

Hoe heet de vorm van dit gedicht?
timer
0:20

Slide 13 - Open vraag

Hoe heet de inhoudelijke wending in een sonnet (vaak tussen het octaaf en het sextet)?

Slide 14 - Open vraag

Hoe heet het verschijnsel dat de dichter toepast bij r. 5-6?
timer
0:20

Slide 15 - Open vraag

'Elkeen zoekt naar het licht
als hamsters in een bak met open deuren.'

Welke vorm van beeldspraak herken je?
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Personificatie
D
Vergelijking

Slide 16 - Quizvraag

'Vlak voor mijn voeten valt een hoogbejaarde'

Welke vorm van rijm herken je?
A
Alliteratie
B
Assonantie
C
Rime riche
D
Volrijm

Slide 17 - Quizvraag

Parafrase? 

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
Afronden PF-4, bestaande uit:
- je readymade;
- de uitwerking van de vragen uit les 2;
- mooie regels uit dichtbundels; 
- de uitgewerkte opdrachten bij één van de vier gedichten op blz. 20-29 uit die leiden tot een gedicht in dezelfde stijl
  • Beoordeling is op basis van creativiteit, originaliteit en volledigheid
  • Je levert je gedichtenboekje de eerste les na de toets in: dinsdag 11 april



  • Lees in je boek of werk aan je boekverslag (deadline boekverslag: 18 april)
  • Doe je leerwerk voor de toets aanstaande vrijdag

  • Succes!

Slide 19 - Tekstslide