Diagnóstico - Mi familia - 2.1 en 2.2

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Vertaal de volgende  zinnen naar het Spaans.

Zij heeft blauwe ogen.

Zij is donker (haarkleur).

Hij heeft krullen.

Zij heeft een grote mond.

Hij is slank.

Hij is kaal.

Zij is roodharig.

Hij heeft een snor.

Schrijf het tegenovergestelde op van de volgende woorden. 

simpático = ................

vago = ...............

tener calor = ................

Es mayor, gordo y calvo. Es elegante. Lleva gafas modernas. 

Es alta, delgada y muy guapa. Tiene el pelo rubio y corto. 

Es delgada. Es algo mayor, morena con pelo largo.  Es muy elegante

Es joven y dinámico. Tiene el pelo largo y moreno. Lleva barba y bigote. 

Beschrijf het uiterijk van de volgende personen.

Benoem  minimaal de lengte (klein, groot), de breedte (dun, slank, dik), de ogen, het haar, de mond en de neus. 

Let op: Gebruik de werkwoorden ser en tener op de juiste manier. 

Beschrijf het uiterlijk.

Beschrijf het uiterlijk.