Lezen 3.1 en 3.2




Lezen 3.1 en 3.2  
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les




Lezen 3.1 en 3.2  

Slide 1 - Tekstslide

Deze les 
- instructie
- huiswerk 

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerkcheck
1 iemand gemaakt.... 

Slide 3 - Tekstslide

Vorige les 
Informatieve kijk- en luisterteksten 

Kennen we de termen nog? 

Slide 4 - Tekstslide

Uiteenzetting

Slide 5 - Woordweb

Beschouwing

Slide 6 - Woordweb

Uiteenzetting

De informatie in de tekst wordt op een neutrale toon gegeven. (geen mening) 


Beschouwing 

De lezer krijgt informatie om een mening te vormen 

Slide 7 - Tekstslide

De les van vandaag
- informatieve leestekst (kleine herhaling) 
-instructietekst 

Slide 8 - Tekstslide

Doelen van deze les
  • Aan het einde van de les herken je informatieve teksten en weet je waarover de schrijver wil informeren. 

  • Aan het einde van de les herken je de opbouw van een instructieve tekst en weet je hoe je een instructie moet gebruiken.

Slide 9 - Tekstslide

Hier hebben we wat voorkennis bij nodig. 

wat weet je nog over lees- en luistertermen?

Slide 10 - Tekstslide

Wat weten jullie nog over het onderwerp en hoofdgedachte?

Slide 11 - Open vraag

Noem de 4 belangrijkste doelen van een schrijver

Slide 12 - Open vraag

Waar vind je de hoofdgedachte en het onderwerp?
A
In het middenstuk
B
In het slot
C
Je moet hiervoor eerst de hele tekst lezen
D
In de titel en de inleiding

Slide 13 - Quizvraag

3.1 Informatieve teksten
Tekst die informatie geeft over een onderwerp

  • De schrijver is neutraal 
  • De schrijver gebruikt feiten 
  • Let op de betrouwbaarheid

Slide 14 - Tekstslide

Nieuwsbericht -> informatieve tekst

Slide 15 - Tekstslide

Er zijn verschillende informatieve teksten:

Nieuwsberichten: de schrijver wil de lezer op de hoogte brengen van het laatste nieuws.
Achtergrondartikelen: de schrijver geeft de lezer informatie over wat er vooraf ging aan het nieuws en wat de gevolgen zijn.
Voorlichtingsfolders: de schrijver informeert de lezer waar iets te vinden is of wat de lezer kan doen.
Interviews: de schrijver informeert de lezer over wat de geïnterviewde vindt en denkt.

Slide 16 - Tekstslide

Signaalwoorden>> ook met lezen te maken 


• Verbindingswoorden
•Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s

- ze geven verbanden aan tussen de verschillende zinnen en alinea's

Slide 17 - Tekstslide

Signaalwoorden

Slide 18 - Tekstslide

Welk tekstverband geeft het signaalwoord "Bovendien" aan?
A
opsomming
B
tijd
C
tegenstelling
D
doel-middel

Slide 19 - Quizvraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord "echter" aan?
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
tegenstelling
D
doel-middel

Slide 20 - Quizvraag

3.2 Instructieve tekst
Geeft informatie over hoe je iets moet doen.  
           Dit is stapsgewijs 

  • Recept, gebruiksaanwijzing
  • Afbeeldingen en informatie
  • signaalwoorden 

Slide 21 - Tekstslide

Instructie

Een instructie geeft een lezer uitleg over hoe iets gedaan moet worden.

Denk aan recepten, een toelichting bij een formulier of de regels van een spel.

Slide 22 - Tekstslide

Technische handleiding

Een technische handleiding kun je herkennen aan:
- een combinatie van informatie over een product en instructie over hoe je dit moet gebruiken
- meestal tekeningen of foto’s om de informatie te verduidelijken

Slide 23 - Tekstslide


Wat is een instructieve tekst?
A
Een instructieve tekst overtuigt je een bepaald product te kopen, bijvoorbeeld een folder of advertentie.
B
Een instructieve tekst brengt je op de hoogte van het laatste nieuws, bijvoorbeeld een krantenartikel.
C
Een instructieve tekst informeert je over hoe je iets moet doen, bijvoorbeeld een gebruiksaanwijzing of recept.
D
Een instructieve tekst is bedoeld om de lezer te vermaken, bijvoorbeeld de Donald Duck en de Tina.

Slide 24 - Quizvraag

Welke signaalwoorden zie je vaak in een instructieve tekst?

Slide 25 - Open vraag

Wat is het doel van een recept?
A
Informeren
B
Overtuigen/betogen
C
Instrueren
D
Activeren/overhalen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het doel van een reclamefolder?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overtuigen/betogen
D
Overhalen/activeren

Slide 27 - Quizvraag

Het huiswerk
Lezen 3.1 Boek A bladzijde 55 Opdracht 1
Lezen 3.2 Boek A bladzijde 63 Opdracht 1 


Slide 28 - Tekstslide