week 4 (H5 spelling)

Wat gaan we doen?
  • Mededelingen
  • Lesdoel
  • Spelling H5 Hoofdletters en aanhalingstekens
  • Aan het werk
  • Vragen 
  • Lesdoel controleren
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
  • Mededelingen
  • Lesdoel
  • Spelling H5 Hoofdletters en aanhalingstekens
  • Aan het werk
  • Vragen 
  • Lesdoel controleren

Slide 1 - Tekstslide

Mededelingen
  • Afspraken voor online les staat op Its
  • Opdrachten in Teams

Slide 2 - Tekstslide

Starten online les
  • Pak vast je schrift zodat je mee kunt schrijven tijdens de uitleg.
  • Klikken op het handje in Teams als je een vraag hebt -> tijdens de presentatie in LessonUp mag je mij onderbreken.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen zin a en zin b?
a Heb jij gisteravond de mol nog gezien?
b Heb jij gisteravond De Mol nog gezien?

a Toen Yvonne van de berg naar beneden kwam, stond haar vriendin op haar te wachten.
b Toen Yvonne van de Berg naar beneden kwam, stond haar vriendin op haar te wachten.

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de les kun je hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens correct gebruiken. 

Slide 5 - Tekstslide

timer
0:30
Wanneer gebruik je een hoofdletter in het Nederlands?

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdletters 
Je gebruikt een hoofdletter:
  • aan het begin van een zin -> Vandaag ga je boodschappen doen. (let op: 's Avonds geef ik een feest. / 11 feestvarkens staan al bij de ingang.)

  • bij eigennamen (namen van personen, steden/landen, feesten, merken)   -> Britt, Groningen, Pasen, Coca-Cola

  • bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid -> Nederlandse stroopwafels, Spaanse churros

Slide 11 - Tekstslide

Kleine letter
Je gebruikt een kleine letter:
  • bij samenstellingen met religieuze feesten: paasmaandag, kerstvakantie

  • bij religies, stromingen en afleidingen daarvan: christendom, islamieten

  • bij windstreken: het oosten, zuidwest

  • bij namen van seizoenen, maanden en periodes: herfst, november

Slide 12 - Tekstslide

Aanhalingstekens (1)
Je gebruikt aanhalingstekens:
  • bij de directe rede/citaten
Voorbeeld: 
'Wil jij de honden eten geven?', vroeg Madelein aan Saar.

Maarten zei: 'Ik ga nog even een rondje lopen.'

'Als dat zo is', zei Peter, 'wil ik haar eerst even bellen.'

Slide 13 - Tekstslide

Aanhalingstekens (2)
  • bij titels:
Hij raadde mij aan om 'Once Upon a Time' te kijken.  

  • als je nadruk wil leggen op het woord / doelt op het woord zelf en niet de betekenis:
Ik kon hem niet goed vertellen wat ik bedoelde met 'betuttelen'. 

Slide 14 - Tekstslide

Aanhalingstekens (3)
Let op:
Je gebruikt geen aanhalingstekens bij de indirecte rede en bij gedachten:
Meneer Koops vroeg aan een voorbijganger of hij hem kon vertellen waar de supermarkt is.

Ik vroeg me af: hoe lang duurt het nog voordat ik jarig ben?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Welke zin is goed?
timer
0:15
A
De winter begint in december.
B
De winter begint in December.

Slide 17 - Quizvraag

Welke zin is goed?
timer
0:20
A
Ik rijd op een spaans paard.
B
Ik rijd op een Spaans paard.
C
Ik rijd op een Spaans Paard.
D
Ik rijd op een spaans paard

Slide 18 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een aanhalingsteken?
timer
0:15
A
Bij een leespauze
B
Voor een opsomming
C
Bij een citaat en om een woord op te laten vallen

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
'Kunnen we eindelijk naar huis gaan?', vroeg Carla aan Michel.
B
Kunnen we eindelijk naar huis gaan?, vroeg Carla aan Michel.
C
Kunnen we eindelijk naar huis gaan? Vroeg Carla aan Michel.
D
'Kunnen we eindelijk naar huis gaan?,' vroeg Carla aan Michel.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Extra oefenen?
Als je het lastig vindt om hoofdletters en leestekens correct te gebruiken, kun je eerst opdracht 1 en 2 maken uit De Brug (blz. 255), voordat je verder gaat naar de huiswerkopdrachten.

Slide 22 - Tekstslide

Aan het werk
Maken: opdracht 1, 2 en 3 (blz. 154-155)
Maak de opdracht in je schrift.
Tijd: 10 min.
Klaar? Lezen of verder met een ander vak.
Huiswerk voor vandaag. Inleveren voor 18:00 uur.

Ik ben bereikbaar voor vragen, dus stel ze gerust.
Blijf ingelogd op LessonUp!
timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de les kun je hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens correct gebruiken. 

Slide 24 - Tekstslide

s avonds vraagt henny zich vaak af is er vanavond iets leuks op tv
timer
1:30

Slide 25 - Open vraag

Wat vond je van deze les? Heb je feedback?

Slide 26 - Woordweb

Morgen
Persoonsvorm in samengestelde zinnen correct spellen.


Slide 27 - Tekstslide