Hoofdstuk 5 spelling: hoofdletters, aanhalingstekens, persoonsvorm in samengestelde zinnen

Welkom 2F!
Volg het stappenplan!
1. Telefoons in de telefoontas.
2. Boek en schrift op tafel blz. 162
3. Vraag van de dag: Hoeveel geld is er afgelopen maandag opgehaald bij de actie van Giro 555?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2F!
Volg het stappenplan!
1. Telefoons in de telefoontas.
2. Boek en schrift op tafel blz. 162
3. Vraag van de dag: Hoeveel geld is er afgelopen maandag opgehaald bij de actie van Giro 555?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Leerdoel 3e lesuur:  Ik kan hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens goed gebruiken. 
Hoe gaan we dat bereiken?
  • Verschil tussen zinnen bekijken
  • Hoofdletters leestekens en aanhalingstekens: hoe zat het ook alweer?
  •  Oefening via LessonUp
  • Huiswerk: blz. 163 opdr. 1 t/m 3. 
  • Controleren leerdoel
  • Leesboek 3 ophalen

Slide 2 - Tekstslide

Verschil tussen twee zinnen
Kijk goed naar de onderstaande zinnen. Wat is het verschil qua betekenis?
1A: Toen Yvonne van de berg naar beneden kwam, stond haar man op haar te wachten.
1B: Toen Yvonne van de Berg naar beneden kwam, stond haar man op haar te wachten.
2A: Ingeborg gaf zojuist de koning de hand.
2B: Ingeborg gaf zojuist De Koning de hand.
3A: Heb jij gisteravond de mol gezien?
3B: Heb jij gisteravond De Mol gezien?

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een hoofdletter?

Slide 4 - Woordweb

Hoofdletters
Namen: Sophie, de Maas, het vak Nederlands, Pasen, Kerstmis
Aan het begin van de zin: 's Avonds. Let op: na een getal (11, 3, 165) geen hoofdletter.
Bijvoeglijke naamwoorden van aardrijkskundige namen: Belgische bonbon, Franse kaas.

Slide 5 - Tekstslide

Let op!
1. Als je de voorletter of de voornaam weet van een persoon, dan moeten de tussenvoegsels van een achternaam niet met een hoofdletter: Nynke van der Veen
2. Weet je voorletter of voornaam niet, dan schrijf je het eerste tussenvoegsel met een hoofdletter: Meneer De Vries.
3. Windstreken krijgen geen hoofdletter.
4. Samenstellingen van religieuze feesten krijgen geen hoofdletter.
5. Religies, stromingen en afleidingen daarvan krijgen geen hoofdletter
6. Namen van maanden, seizoenen, maanden krijgen geen hoofdletter.

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer gebruik je aanhalingstekens?
  • Bij een citaat/directe rede. Let daarbij wel op de : 'Wil je de vaatasser uitruimen?' , vroeg Iris aan haar zus.
  • Bij titels: Olivier raadt mij aan om 'Wonder' van R.J. Palacio te lezen.
  • Als je het over het woord zelf hebt en niet de betekenis: Ik vind het moeilijk om het werkwoord 'barbecueën' te spellen.
  •  Let op: Bij de indirecte rede gebruik je geen aanhalingstekens: Mieke vroeg of ik een cadeau voor mijn vader ging kopen.

Slide 7 - Tekstslide

Gebruik de hoofdletters op de juiste manier : de film zwartboek

Slide 8 - Open vraag

Gebruik de hoofdletters op de juiste manier: meneer van der veen

Slide 9 - Open vraag

Schrijf de zin op met de juiste hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens: enig riep de opticien uit deze bril van gucci staat u geweldig

Slide 10 - Open vraag

Afspraak
Vanaf vandaag:
Begin je elke zin die je schrijft met een hoofdletter en je eindigt de zin met een punt.

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk
Maken: blz. 163 opdracht 1 /m 3.
Blz. 164+165: startopdracht, 1, 2, 3 en 4.
Ondertussen gaan er leerlingen nieuwe leesboeken halen.

Slide 12 - Tekstslide

Controle leerdoel 1:
Hoofdletters en aanhalingstekens correct gebruiken:
Schrijf de onderstaande zin met de juiste hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens.

zou de italiaanse minister dario francschini een oplossing kunnen bedenken vroeg de journalist

Slide 13 - Tekstslide

Spelling 2: werkwoordspelling in samengestelde zinnen
Startvraag: Noteer de juiste vorm van de werkwoorden: Albert (vermoeden) dat zijn zus overal mee (bemoeien) nu het vakantie is.

Slide 14 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Leerdoel: Ik kan de persoonsvorm in samengestelde zinnen correct spellen.
Hoe gaan we dat bereiken?
1. Uitleg: enkelvoudige en samengestelde zinnen.
2. Uitleg: Hoe vind je de persoonsvorm in samengestelde zinnen?
3. Oefenen werkwoordspelling
4. Verder werken aan huiswerk
5. Blackstory

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg enkelvoudige en samengestelde zinnen
Enkelvoudige zinnen: Hebben maar 1 persoonsvorm
Samengestelde zinnen: hebben meerdere persoonsvormen.
Een samengestelde zin kun je herkennen aan voegwoorden en of verwijswoorden als: en, maar, want, of, omdat, dat, als

Voorbeeld: Als ik goed mijn best doe, dan wordt de leraar tevreden.

Slide 16 - Tekstslide

Is de volgende zin enkelvoudig of samengesteld: Wist jij dat het woord eureka afkomstig is van een wetenschapper?
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 17 - Quizvraag

Is de volgende zin enkelvoudig of samengesteld: Evelien werkt op zondag in de supermarkt, want dan verdient ze meer geld.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 18 - Quizvraag

Is de volgende zin enkelvoudig of samengesteld: Zes studerende kinderen kunnen een behoorlijke kostenpost vormen voor ouders.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 19 - Quizvraag

Uitleg: hoe vind je de persoonsvorm in samengestelde zinnen?
Maak gebruik van de tijdproef: Zet de zin in een andere tijd. Van tegenwoordige tijd naar verleden tijd of van verleden tijd naar tegenwoordige tijd.
De werkwoorden die veranderen, zijn de persoonsvormen van de zin.
Voorbeeld: De gemeenteraad heeft besloten dat de kleine dorpsschool wordt opgeheven als het leerlingenaantal nog verder zal teruglopen.
De gemeenteraad had besloten dat de kleine dorpsschool werd opgeheven als het leerlingenaantal nog verder zou teruglopen.

Slide 20 - Tekstslide

Schrijf de juiste vorm op van de werkwoorden: Andrew (missen) zijn vriendin, want zij (afronden) in Amerika haar studie.

Slide 21 - Open vraag

Benoem de juiste vorm van de werkwoorden: Hans (eten) gisteren chips, omdat hij dat graag (willen)

Slide 22 - Open vraag

Noteer de juiste vorm: Als het (regenen), (hoeven) je niet naar school.

Slide 23 - Open vraag

Verder werken huiswerk
Blz. 163: opdracht 1 /m 3
Blz. 164+165 opdracht 1 t/m 4
Leren: LessonUp

Slide 24 - Tekstslide