Water - Format

Water - het begin
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Water - het begin

Slide 1 - Tekstslide

Programma

1. De ik-zit-en-begin-gelijk-vraag -> spulletjes pakken + de vraag over de vorige les beantwoorden (5 min)
2. Topocheck -> iedere les oefenen we topografie (5 min)
3. Leerdoelen -> wat gaan we deze les leren? (3 min)
4. Opdracht: wat weten we al over het onderwerp van de les en klopt dit ook? (5 min)
5. Uitleg (12 min)
6. Verwerkingsopdracht/ examenvragen (10 min)
7. Nakijken (10 min)
8. Check: hebben we het allemaal begrepen? (5 min)
9. Afronding (5 min)





    Slide 2 - Tekstslide

    Topocheck

    Slide 3 - Tekstslide

    Leerdoelen
    Focusvraag:
    Kun je verklaren over hoe water zich beweegt in de natuur, en snap je echt het verschil tussen zoet en zout water?

    Aan het eind van deze les kun je uitleggen:
    1. wat het verschil is tussen zoet- en zout water;
    2. hoe de waterkringloop werkt en deze tekenen;
    3. wat de begrippen verdamping, condensatie, infiltratie en afstroming betekenen.


    Slide 4 - Tekstslide

    Opdracht: wat weten we al over water?
    Wat: checken wat je allemaal al weet over het onderwerp 'water'

    Hoe: 
    • Maak samen met je groepje  een mindmap of tekening op A4.
    • Schrijf of teken alles wat jullie al weten over water.

    Klaar: 
    •  Overleg met elkaar + onderstreep de dingen waarvan jullie denken dat ze belangrijk zijn voor het examen.

    Hulp: je groepsgenoten
    timer
    5:00

    Slide 5 - Tekstslide

    Op je wisbordje
    Hoe?
    Alleen + zonder te praten + zonder bij een ander te kijken.
    Houd je bordje pas omhoog als de docent het zegt.

    Opdracht: Welke van de onderstaande stellingen zijn juist? Kies alle juiste antwoorden.

    A) In de zee zit heel veel water, maar dat water is zout en kun je niet drinken.
    B) Het meeste water op aarde is zoet water.
    C) In rivieren en meren zit zoet water dat je kunt drinken.
    D) Bijna al het zoete water op aarde is makkelijk beschikbaar als drinkwater.
    E) Het grootste deel van het zoete water op aarde zit in ijs of sneeuw.


    timer
    1:30

    Slide 6 - Tekstslide

    Zoet en zout
    De aarde bestaat uit land (30%) en water (70%)


    Dat water komt voor in 2 soorten:
    Zoetwater (3%)
    Zoutwater (97%)

    Zoetwater kunnen mensen, dieren en planten wel drinken.
    Zoutwater kunnen mensen, dieren en planten niet drinken.


    Bedenk voor jezelf: Tegen welk probleem lopen we aan?

    Slide 7 - Tekstslide

    Zoet en zout
    Om even over na te denken:
    Al het water op aarde is samen 100% -> 97% zout + 3% zoet = 100%
    Al het zoetwater op aarde is ook 100%


    Zoetwater is het water dat mensen, dieren en planten kunnen drinken.
    Maar....
    99% van het zoete water zit te diep in de bodem of vast in sneeuw en ijs.
    1% van het zoete water kunnen we winnen en dus gebruiken.


    Bedenk voor jezelf: Tegen welk probleem lopen we aan?

    Slide 8 - Tekstslide

    Op je wisbordje
    Hoe?
    Alleen + zonder te praten + zonder bij een ander te kijken.
    Houd je bordje pas omhoog als de docent het zegt.

    Opdracht: Geef antwoord op de volgende vragen. Een berekening mag ook!
    1. Hoeveel kinderen zitten er in totaal in deze klas + hoeveel procent is dit?
    2. Hoeveel kinderen in de klas zijn meisje + hoeveel procent is dit?
    3. Hoeveel van de meisjes in de klas hebben een bril + hoeveel procent van alle meisjes is dit?
    4. Hoeveel van de meisjes in de klas hebben een bril + hoeveel procent van alle leerlingen in de klas is dit?


    Conclusie: van al het water op aarde is maar 3% zoet. En van dat zoete water, kunnen we maar 1% gebruiken!
    timer
    3:00

    Slide 9 - Tekstslide

    Opdracht: de waterkringloop
    Wat: het water op aarde bevindt zich in een constante kringloop. Hoe werkt deze kringloop?

    Hoe: 
    • Zoek op wat de volgende begrippen betekenen: kringloop, verdamping, infiltratie, condensatie, afstroming.

    • Schrijf de uitleg in je eigen woorden op in je schrift -> let op: je moet het straks kunnen uitleggen!


    Klaar: 
    • Bekijk de afbeelding die je hebt gekregen. Zet de begrippen verdamping, infiltratie, condensatie en afstroming op de juiste plaats in de tekening.

    Hulp: Gebruik ChatGPT (bedenk goed wat je gaat vragen!) of je eigen kennis.

    timer
    12:00

    Slide 10 - Tekstslide

    De waterkringloop in stappen
    Stap 1: de zon schijnt en verwarmt het water (van de zee);
    Stap 2: het (zee)water verdampt door de warmte en de waterdamp stijgt op;
    Stap 3: hoog in de lucht is het kouder en condenseert de waterdamp tot wolken;
    Stap 4: uit de wolken valt neerslag (regen, hagel, sneeuw) terug in de zee, of...
    Stap 5: de neerslag stroomt af via rivieren naar de zee of zakt in de grond (= infiltratie) en stroomt zo terug naar zee.

    paars = de korte waterkringloop
    zwart = de lange waterkringloop


    Slide 11 - Tekstslide

    De waterkringloop in stappen
    Op je wisbordje:
    Welke stap mist er in deze afbeelding?

    Slide 12 - Tekstslide

    Verwerken: examenvragen
    Wat: kunnen we met wat we nu geleerd hebben examenvragen beantwoorden?

    Hoe: 
    • werk alleen en praat dus helemaal niet!
    • lees de vragen door + onderstreep de belangrijke begrippen.
    • wat weet je over deze begrippen?
    • maak de 4 examenvragen binnen de tijd


    Klaar: 
    • Maak vraag 5, de extra vraag

    Hulp: Geen!

    timer
    8:00

    Slide 13 - Tekstslide

    Afsluiting: hebben we (juist) geleerd?
    Reflectie:
    Hoe hebben jij gewerkt?
    Hoe heeft de klas gewerkt?
    Hoe deed de juf het?

    Leerdoelen:
    1. wat het verschil is tussen zoet- en zout water;
    2. hoe de waterkringloop werkt en deze tekenen;
    3. wat de begrippen verdamping, condensatie, infiltratie en afstroming betekenen.

    Check: hebben we (juist) geleerd?
    Schrijf je naam op de post-it en beantwoord de vraag op de laatste slide!


    Slide 14 - Tekstslide

    Afsluiting: hebben we (juist) geleerd?
    Check: hebben we (juist) geleerd?
    Schrijf je naam op de post-it en beantwoord de vraag.

    Welke antwoorden zijn juist?
    1. Er is (veel / weinig) drinkwater beschikbaar op aarde.
    2. Het meeste water op aarde is (zoet / zout).
    3. De waterkringloop wordt in werking gezet door de (wolken/ zon).
    3. Afstroming en infiltratie horen bij de (korte / lange) waterkringloop.


    Slide 15 - Tekstslide