Les 4 (3) Reptielen

Les 4
Reptielen
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 4
Reptielen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video


A. Evolutie

Slide 3 - Tekstslide

Lesboek

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Eencelligen
Eencelligen zijn de eenvoudigste dieren die er bestaan. Ze bestaan zoals de naam het zegt maar uit één cel. Een cel is het allerkleinste levende stukje. Sommige lijken op piepkleine diertjes, omdat ze kleine deeltjes opeten. Andere lijken op piepkleine plantjes omdat ze kracht halen uit het licht van de zon om te leven en te groeien. Er bestaan vele miljarden eencelligen die als belangrijk eten dienen voor andere grote dieren. Je vindt de meeste in de zee waar ze plankton vormen

Slide 6 - Tekstslide

Meercelligen
Een organisme is meercellig als het uit meer dan een cel bestaat. Cellen zijn heel klein; bijna alle organismen die met het blote oog waarneembaar zijn, zijn meercellig. 

Slide 7 - Tekstslide

Quiz

Slide 8 - Tekstslide

Daarna ontstonden er meercellige dieren en .....
A
mensen
B
vissen
C
planten
D
reptielen

Slide 9 - Quizvraag

Rond 3,5 miljard jaar geleden ontstonden de eerste cellen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Wat kwamen na de vissen?
A
de mensen
B
de amfibieën
C
de planten
D
de zoogdieren

Slide 11 - Quizvraag

De reptielen bestaan al 60x zo lang als wij, mensen. Er zijn inmiddels meer dan 10.000 soorten reptielen. Ze worden meestal in 6 soorten verdeeld.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Welke volgorde is goed?
A
amfibieën - reptielen - zoogdieren - mens
B
mens - zoogdieren - amfibieën - reptielen
C
reptielen - mens - amfibieën - zoogdieren
D
zoogdieren - reptielen - mens - amfibieën

Slide 13 - Quizvraag

De amfibieën, groeien eerst op in het water, zoals een vis en later (met longen) ademen op het land.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

B.  Kenmerken

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Lesboek

Slide 17 - Tekstslide

B.  Kenmerken
  1. een inwendig skelet
  2. koudbloedig
  3. Een reptiel zul je dus vaker in de zon zien zitten. 
  4. Hun huid is met schubben bedekt
  5. Ze ademen door longen. 
  6. Hun eieren hebben leerachtige of kalkachtige schaal 
  7. Sommige reptielen broeden hun eieren uit,
  8. de meesten leggen de eieren in een kuil of een hoop bladeren en takken.
  9. Sommige reptielen houden de eieren in hun lijf totdat ze uitkomen. 
  10. De jongen komen dus levend naar buiten.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Les 3
Opdracht 1 Vraag 1
timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Antwoord 
  • Reptielen hebben een inwendig skelet.
  • Ze zijn koudbloedig. 
  • Hun huid is met schubben bedekt. 
  • Hun eieren hebben harde kalkachtige schalen en worden op    het land gelegd. 
  • De jongen komen levend uit en  zijn meteen volledig ontwikkeld.

Slide 21 - Tekstslide

Quiz

Slide 22 - Tekstslide

Reptielen hebben een ..... skelet.

Slide 23 - Open vraag

Reptielen zijn koudbloedig.
Wat betekent dit?
A
hun bloed de temperatuur van de omgeving niet anneemt
B
Ze hebben bloed en ademen door longen
C
hun bloed de temperatuur van de omgeving aanneemt
D
ze leven in koud water

Slide 24 - Quizvraag

De huid van reptielen is met ..... bedekt.
A
schubben
B
veren
C
haar

Slide 25 - Quizvraag

Reptielen ademen door longen en ze leggen hun eieren in het water.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Hun eieren hebben leerachtige of kalkachtige schaal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Sommige reptielen houden de eieren in hun lijf totdat ze uitkomen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

De jongen komen levend en volledig ontwikkeld naar buiten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

C. Soorten

Slide 30 - Tekstslide

Lesboek

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link

Les 3 
Opdracht 1 Vraag 2
Opdracht 2 Vraag 1
timer
13:00

Slide 33 - Tekstslide

Antwoord vraag 2
                      Hagedissen O          O vleeseters
                        Krokodillen O          O 150-200 jaar
             Brughagedissen O          O 2 of geen poten
                               Slangen O          O Nieuw Zeeland
           Wormhagedissen O           O gavialen
                    Schildpadden O          O Leguaan

Slide 34 - Tekstslide

Antwoord Vraag 1
Vissen                   ____ 3
Meercelligen      ____ 2
Mensen                 ____ 7
Reptielen             ____ 5
Eencelligen         ____ 1
Zoogdieren          ____ 6
Amfibieen            ____ 4

Slide 35 - Tekstslide

Quiz

Slide 36 - Tekstslide

De komodo en de leguaan behoren tot de groep van de hagedissen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Video

..... hebben maar 2 poten of zelfs helemaal geen poten.
A
Landhagedissen
B
Schildhagedissen
C
zeehagedissen
D
Wormhagedissen

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Video

Brughagedissen worden beschermd omdat ze bijna uitgestorven waren. Waar komen ze voor?
A
In de tropen
B
In Afrika
C
In alleen Nieuw-Zeeland
D
In Mexico

Slide 41 - Quizvraag

Welk dier heeft een schild om zich tegen vijanden te beschermen?

Slide 42 - Open vraag

De grootste landschildpad is de Galapagos reuzenschildpad . Deze kunnen wel ..... kilo wegen en zo tussen 150 en 200 jaar oud worden!
A
100
B
250
C
380
D
550

Slide 43 - Quizvraag

Slide 44 - Video

Uit hoeveel families bestaan de krokodilachtigen?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 45 - Quizvraag

Slide 46 - Video

Sommige slangen zijn giftig, anderen wurgen hun prooi.
Alle slangen zijn .....
A
planteneters
B
vleeseters

Slide 47 - Quizvraag

Einde les

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Link