overdrijving en ironie T3

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Lesdoelen
1.Aan het einde van de les kunnen de leerlingen overdrijving en ironie herkennen en begrijpen

2. Aan het einde van de les kunnen de leerlingen de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen in deze paragraaf uitleggen




Slide 3 - Tekstslide

Overdrijving
Overdrijving: de schrijver laat iets extra opvallen door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is. 
Bijvoorbeeld: Het was een doodsaaie les. 

Een overdrijving is meestal een vorm van figuurlijk taalgebruik. De schrijver bedoelt niet wat er letterlijk staat. 
Bijvoorbeeld: We moesten eeuwen op de groentesoep wachten.

Slide 4 - Tekstslide

Ik word doodmoe van dat gezeur van jou.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 5 - Quizvraag

Het was een doodsaaie film
A
ironie
B
overdrijving

Slide 6 - Quizvraag

Ironie
Ironie: de schrijver zegt iets op een grappige of een wat spottende manier, waardoor de lezer weet dat het niet serieus bedoeld is. Vaak zegt hij dan het tegenovergestelde van wat hij eigenlijk bedoelt.

Bijvoorbeeld:
– Geweldig hoor, die twee voor je toets!
– Fijn, al die moddersporen op de schone vloer!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Was het plaatje ironisch?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

Je klets met de oren van het hoofd.
(tegen iemand die weinig zegt)
A
ironie
B
overdrijving

Slide 10 - Quizvraag

Huiswerk les 2
Uitleg H5 woordenschat
Maken: Online opdracht 1/2/3/4/5

Slide 11 - Tekstslide