H3.4 - Brillen en contactlenzen

3.4 Brillen en contactlenzen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.4 Brillen en contactlenzen

Slide 1 - Tekstslide

Voor vandaag
-Huiswerk bespreken vorige les inc tekenwerk
-Uitleg nieuwe stof
-Huiswerk maken 
-Kleine quiz over nieuwe stof
-Filmpje om te testen hoe goed jouw ogen zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 3.4
  • Je leert hoe het oog in elkaar zit
  • Je leert hoe het beeld in je oog gevormd wordt
  • Je leert hoe je oog reageert op afstand
  • Je leert hoe je een oogafwijking verhelpt

Slide 3 - Tekstslide

Je leert hoe het oog in elkaar zit

Slide 4 - Tekstslide

Het oog
  • Iris = gekleurde deel van je oog
  • Regelt hoeveel licht er in het oog komt
  • Veel licht = kleine pupil, zo komt er minder licht in je oog

Slide 5 - Tekstslide

Het oog
  • Pupil = zwarte gat middenin de iris
  • Donker binnen het oog
  • Als iemand in donker recht in flits kijkt, rode pupillen
  • Je ziet door de pupil de bloedvaten achter netvlies

Slide 6 - Tekstslide

Het oog
  • Te veel ligt beschadigd netvlies, regelt iris 
  • Achter iris zit de lens 
  • Lens zorgt samen met hoornvlies voor scherp beeld op netvlies 
  • Signalen gaan door oogzenuw naar hersenen 

Slide 7 - Tekstslide


Je leert hoe het beeld in je oog gevormd wordt

Slide 8 - Tekstslide

Beeldvorming oog
  • Ooglens en hoornvlies vormen samen een beeld
  • Samen werken ze als een bolle lens 
  • Beeld wordt gevormd op het netvlies, achterin je oog

Slide 9 - Tekstslide

Beeldvorming oog
  • De lens draait het beeld ondersteboven (vorige les gehad)
  • De lens draait links en rechts om.
  • Maakt het beeld kleiner 

Slide 10 - Tekstslide

Vorige les gehad, in je oog zit natuurlijk ook een lens!

Slide 11 - Tekstslide

Beeldvorming oog
  • Oogzenuw geeft signaal door aan de hersenen
  •  Je hersenen verwerken dit tot een beeld wat weer recht staat

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
bladzijde 141
opgave 1 t/m 13. Sla opdracht 9 over. 

Slide 13 - Tekstslide

Opdrachten bespreken?

Slide 14 - Tekstslide

Wat voor soort lens zit er in je oog?
A
Holle lens
B
Bolle lens
C
Platte lens

Slide 15 - Quizvraag

Hoe heet het gekleurde deel van je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Lens
D
Netvlies

Slide 16 - Quizvraag


Welk onderdeel van het oog zorgt voor de hoeveelheid lichtinval in het oog? 
A
Netvlies
B
Pupil
C
Hoornvlies
D
Lens

Slide 17 - Quizvraag

De lens in je oog zorgt voor
A
een kleurig beeld
B
een scherp beeld
C
het beschermen tegen stofjes
D
het afsluiten van je oog

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Leerdoelen 3.4 deze les
  • Je leert hoe je oog reageert op afstand
  • Je leert hoe je een oogafwijking verhelpt

Slide 20 - Tekstslide


Je leert hoe je oog reageert op afstand

Slide 21 - Tekstslide

Oog en afstand 
  • Zet je een voorwerp dichter bij een bolle lens, dan zet je het scherm verder weg om scherp beeld te houden
  • Kan bij oog niet
  • Netvlies zit steeds op ong. 2 cm afstand 
  • Om bij een andere voorwerpafstand toch scherp te zien, veranderd de ooglens van vorm = ACCOMODEREN 

Slide 22 - Tekstslide

Accommoderen 
  • Ooglens wordt boller als je iets van dichtbij bekijkt
  • Als je in de verte kijkt wordt je ooglens minder bol

Slide 23 - Tekstslide

Accommoderen 
  • Ooglens wordt boller als je iets van dichtbij bekijkt
  • Want bollere lens --> lichtstralen gaan sterker convergeren 

Slide 24 - Tekstslide


Je leert hoe je een oogafwijking verhelpt

Slide 25 - Tekstslide

Oogafwijkingen
  • Als je ouder wordt komt het nabijheidspunt verder van je oog af te liggen.
  • Je oog kan dan minder goed accommoderen.
  • Soms is een oogafwijking ook aangeboren.
  • Je gebruikt een (lees)bril of contactlenzen om jouw ooglens te helpen. 


Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Bijziend
Dichtbij scherp
Minder goed zicht veraf

Slide 28 - Tekstslide

Verziend
Dichtbij niet scherp, veraf wel

Slide 29 - Tekstslide

  • Ooglens is minder elastisch
  • Je hebt een positieve lens nodig
Oudziend

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

je kijkt op je horloge. daarna kijk je naar een kloktoren verwen. wat gebeurt er met je ooglens
A
Wordt boller
B
Wordt minder bol
C
De lens blijft hetzelfde

Slide 32 - Quizvraag

Aan de slag
bladzijde 145
opgave 14 t/m 24

Slide 33 - Tekstslide