7.4 Krachten in evenwicht

7.4 Krachten in evenwicht
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

7.4 Krachten in evenwicht

Slide 1 - Tekstslide

Zwaartekracht
Zwaartekracht berekenen:

Fz = m x 10

Fz = zwaartekracht (in N)
m = massa (in kg)


Slide 2 - Tekstslide

Even oefenen!
Bereken de zwaartekracht op een baksteen met een massa van van 2,5 kilogram.


Fz = m x 10 

Slide 3 - Tekstslide

Even oefenen!
Gegeven:      massa = 2,5 kg
Gevraagd:     Zwaartekracht = ?

Formule:        Fz = m x 10

Berekening:   Fz = 2,5 x 10 = 25

Antwoord: De zwaartekracht op de baksteen is 25 N.

Slide 4 - Tekstslide

Het zwaartepunt
Elk voorwerp heeft een zwaartepunt.

Het zwaartepunt is het aangrijpingspunt van de zwaartekracht.

Bij voorwerpen met een regelmatige vorm en samenstelling zit het zwaartepunt in het midden van het voorwerp

En de pijl wijst altijd recht naar beneden


Slide 5 - Tekstslide

Met welke letter geven we de massa van een voorwerp aan?
A
g
B
m
C
kg
D
Fz

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de eenheid van massa?
A
g
B
m
C
kg
D
Fz

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de formule om de zwaartekracht te berekenen?
A
m= Fz x 10
B
Fz = m x 100
C
Fz = m x 10
D
m = Fz x 100

Slide 8 - Quizvraag

Je hebt een massa van 800 gram.
Wat is de zwaartekracht?
A
0,8 N
B
8 N
C
80 N
D
800 N

Slide 9 - Quizvraag

Antwoord
1.                  Fz= m x 10
2.     800 gr --> 0,8 kg
3/4.          0,8 x 10= 8 N

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen:
Je kunt nu:
  • uitleggen wanneer er evenwicht is;
  • zwaartekracht, spankracht, veerkracht, spierkracht, normaalkracht en wrijvingskracht tekenen;
  • het effect van de maximale wrijvingskracht toepassen.


Slide 11 - Tekstslide

Spierkracht, Fspier

De spierkracht is de kracht die je met je spieren uitoefent.

Slide 12 - Tekstslide

Veerkracht Fv

De veerkracht is de kracht die een gespannen veer (spring) of elastiek uitoefent.

Slide 13 - Tekstslide

Zwaartekracht Fz
De zwaartekracht is de kracht die de aarde uitoefent op voorwerpen. 


Door de zwaartekracht valt alles naar beneden

Slide 14 - Tekstslide

Wrijvingskracht Fw

De wrijvingskracht is de tegen- werkende kracht die de lucht en ondergrond op een bewegend voorwerp uitoefenen

Slide 15 - Tekstslide

Welke kracht zorgt ervoor dat een bal die rolt uiteindelijk stopt?
A
Wrijvingskracht
B
Veerkracht
C
Zwaartekracht
D
Spierkracht

Slide 16 - Quizvraag

Welke kracht werkt bij het optillen van een zwaar gewicht?
A
Spierkracht
B
Zwaartekracht
C
Wrijvingskracht
D
Veerkracht

Slide 17 - Quizvraag

Welke kracht werkt als een voorwerp op de grond ligt?
A
Veerkracht
B
Spierkracht
C
Wrijvingskracht
D
Zwaartekracht

Slide 18 - Quizvraag

Welke kracht werkt als een object aan een elastiek wordt opgehangen?
A
Wrijvingskracht
B
Spierkracht
C
Zwaartekracht
D
Veerkracht

Slide 19 - Quizvraag

Welke kracht werkt als een object in beweging is?
A
Spierkracht
B
Veerkracht
C
Wrijvingskracht
D
Zwaartekracht

Slide 20 - Quizvraag

De normaalkracht Fn
De normaalkracht is de kracht die de ondergrond uitoefent op het voorwerp dat op die ondergrond staat. 

De normaalkracht is steeds even groot als de zwaartekracht.

Slide 21 - Tekstslide

Zwaartekracht en normaalkracht
De normaalkracht is de kracht die de ondergrond uitoefent op het voorwerp dat op die ondergrond staat. 
1. De normaalkracht is steeds even groot als de zwaartekracht. 
2. Bij een te grote zwaartekracht zakt de ondergrond door. 
3. Je tekent deze twee krachten vanuit het zwaartepunt.

Slide 22 - Tekstslide

Spankracht Fspan
De spankracht is de kracht die een touw of snaar gespannen houdt

Op het snoer van de lamp werkt een kracht, dat noem je de spankracht.
Fspan

Slide 23 - Tekstslide

Krachten herkennen
Krachten kan je niet zien, maar de gevolgen ervan wel. 

Krachten herken je aan de drie effecten die ze kunnen hebben:
  • de grootte van de snelheid verandert; 
  • de richting van de snelheid verandert;
  • de vorm van een voorwerp verandert.

Slide 24 - Tekstslide

Krachten in evenwicht
Je ziet geen effect van de krachten op het lamp: het staat stil. Waarom?

De spankracht en de zwaartekracht zijn even groot maar tegengesteld: 
er is evenwicht (balance)

Bij twee krachten is er evenwicht als de krachten even groot en tegengesteld gericht zijn.

Slide 25 - Tekstslide

Wanneer is er sprake van evenwicht?
A
Als er maar één kracht werkt op een voorwerp
B
Als er geen krachten werken op een voorwerp
C
Als 2 krachten werken die even groot zijn en tegengesteld zijn gericht
D
Als de wrijvingskracht groter is dan de zwaartekracht

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de kracht die wordt uitgeoefend op een touw wanneer je eraan trekt?
A
Normaalkracht
B
Spankracht
C
Wrijvingskracht
D
Zwaartekracht

Slide 27 - Quizvraag

Welke kracht werkt er altijd op een voorwerp dat een ondergrond heeft?
A
Normaalkracht
B
Zwaartekracht
C
Wrijvingskracht
D
Spankracht

Slide 28 - Quizvraag

Spierkracht en wrijvingskracht
Je duwt de auto maar het beweegt niet. Waarom?

1. Als de wrijvingskracht even groot en tegengesteld is aan de spierkracht is er evenwicht
De auto blijft staan.


Slide 29 - Tekstslide

Spierkracht en wrijvingskracht
2. Als je nog harder gaat duwen dan zal de spierkracht groter worden dan de wrijvingskracht. Hierdoor komt de auto in beweging.

3. Je tekent de krachten allebei vanuit het zwaartepunt.

Slide 30 - Tekstslide

Opdrachten
Start bij pagina 133

Maak vraag: 40, 44, 47 + 48 

CORDA: NO SKIRBI DEN E BUKI PLEASE!!!!!!

Slide 31 - Tekstslide