Gedrag - les Socialiseren

Ethologie

Hoofdstuk 8 - Socialiseren


Bert-Jan van Norel
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DierverzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Ethologie

Hoofdstuk 8 - Socialiseren


Bert-Jan van Norel

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen van vandaag:

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling vorige les:
  • Gedrag is een combinatie van erfelijke factoren en leerprocessen; hoeveel en wat een dier kan leren is erfelijk bepaald.
  • Ethologen hebben verschillende leertheorieën ontwikkeld. Onder andere:
  1. Klassieke conditionering
  2. Operante conditionering (en behaviorisme)
  3. Cognitief leren

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling vorige les:
  • Dieren leren door: ervaring, imiteren en door inzicht
  • Bij trainen gebruiken we veel leren door ervaring:
  1. positieve bekrachtiging (iets toevoegen waardoor gedrag toeneemt)
  2. negatieve bekrachtiging (iets weghalen waardoor gedrag toeneemt)
  3. positieve correctie (iets toevoegen waardoor gedrag afneemt)
  4. negatieve correctie (iets weghalen waardoor gedrag afneemt)

Slide 4 - Tekstslide

Check of je de vorige les onthouden hebt


5 vragen over de les 'Leerprincipes'

Slide 5 - Tekstslide

Bij welke leertheorie hoor de volgende stelling?
Gedrag ontstaat uit een reflex waar het dier geen invloed op heeft.
A
Andrelon conditionering
B
Operante conditionering
C
Klassieke conditionering
D
Cognitief leren

Slide 6 - Quizvraag

Sleep de juiste leertheorie naar de etholoog (gedragsonderzoeker).
Ivan Pavlov
Burrhus Skinner
Edward thorndike
Klassieke conditionering
Operante conditionering
Operante conditionering

Slide 7 - Sleepvraag

Ik geef mijn hond een koekje omdat hij gaat zitten op mijn commando. Bij welke manier van trainen hoort dit?
A
Positieve bekrachtiging
B
Negatieve bekrachtiging
C
Positieve correctie
D
Negatieve correctie

Slide 8 - Quizvraag

positieve bekrachtiging
Bij positieve bekrachtiging voeg ik iets toe waardoor gedrag toeneemt. In dit geval voeg ik een koekje toe, waardoor mijn hond vaker zal gaan zitten op commando.

Positief gaat dus niet over 'prettig' en negatief over 'onprettig' maar over iets toevoegen of iets weghalen!

Slide 9 - Tekstslide

Ik schreeuw tegen mijn hond omdat hij mijn lamp kapot gemaakt heeft.
Bij welke manier van trainen hoort dit?
A
Positieve bekrachtiging
B
Negatieve bekrachtiging
C
Positieve correctie
D
Negatieve correctie

Slide 10 - Quizvraag

positieve correctie
Bij een possitieve correctie voeg ik iets toe, waardoor gedrag afneemt. In dit geval voeg ik boos geschreeuw toe, waardoor mijn hond (hopelijk) geen lampen meer kapot maakt.

Hier zie je duidelijk dat positief in de diertraining niet persé prettig is: mijn hond zou het niet prettig vinden als ik tegen hem schreeuw..

Slide 11 - Tekstslide

Mijn kitten krabt mij tijdens het spelen, waarna ik direct stop met spelen. Bij welke manier van trainen hoort dit?
A
Positieve bekrachtiging
B
Negatieve bekrachtiging
C
Positieve correctie
D
Negatieve correctie

Slide 12 - Quizvraag

Negatieve correctie
Bij een negatieve correctie haal ik iets weg, waardoor het gedrag afneemt. In dit geval haal ik mijn spelgedrag weg, waardoor de kitten niet meer kan spelen, en het gedrag (krabben) waarschijnlijk zal afnemen.

Slide 13 - Tekstslide

Als je dit moeilijk vond:
Lees de powerpoint van volgende week nogmaals door; hij staat nog open op de ELO tot  16 april

Slide 14 - Tekstslide

Vandaag: Socialiseren
We gaan het vandaag hebben over socialiseren en gewenning. 
We behandelen daarbij de verschillende levensfasen van een dier en hoe je een dier "tam" kunt maken.
Succes!

Slide 15 - Tekstslide

8.1 Orientatie
  • Dieren leren omgaan met allerlei nieuwe indrukken waar ze mee om moeten leren gaan; zo zijn spelende kinderen lawaaierig, maar niet gevaarlijk en is de stofzuiger ook redelijk onschuldig.
  • De indrukken die een dier te verwerken krijgt verschilt per diersoort, maar ook afhankelijk van ons gebruiksdoel met deze dieren:
- Een geit op een kinderboerderij doet hele andere indrukken op dan
een geit op een geitenmelkerij .
- We verwachten ander gedrag van een waakhond dan van een schoothond.

Slide 16 - Tekstslide

8.2 gewenning en socialiseren
  • dieren leren door ervaringen welk gedrag je van hen verwacht. Gedrag wat goede ervaringen opleverd neemt toe, gedrag wat geen gevolgen heeft of zelfs negatieve gevolgen heeft neemt af (Slecht gedrag negeren werkt bij training echt!).
  • Dieren laat je op jonge leeftijd wennen aan verschillende prikkels waarmee ze later in aanraking kunnen komen: Welke prikkels is afhankelijk van het "gebruiksdoel"van het dier.
  • bijv. je pup meenemen naar het station om aan drukte en treinen te wennen zodat hij later niet bang is voor grote groepen en harde geluiden 

Slide 17 - Tekstslide

  • Als dieren op jonge leeftijd ervaren dat een prikkel (geluid, drukte, geuren) geen effect heeft zal het gedrag naar aanleiding van die prikkel afnemen. Dit noemen we gewenning of habituatie.
  • bijv. je pup zal eerst een poosje bang zijn voor de stofzuiger, maar als er nooit iets engs gebeurt wanneer de stofzuiger aan is, kan hij er al snel aan wennen.

Slide 18 - Tekstslide

Socialiseren is een vorm van gewenning waarbij altijd een sociale context is; dus met andere levende wezens!

  • Een dier kan  socialiseren op mensen, soortgenoten en andere diersoorten. 
  • De belangrijkste socialisatieperiode is alleen mogelijk op jonge leeftijd van dieren! (Hier gaat het vaak mis bij zwerfhonden uit het buitenland! deze dieren hebben nooit geleerd om met drukte om te gaan)
  • In de soortgerichte socialisatiefase leert een jong dier met wie het samenleeft en hoe het moet omgaan met anderen.

Slide 19 - Tekstslide

8.3 Levensfasen
  • Nestvlieders (direct in staat om met moeder mee te gaan) en nestblijvers (niet direct in staat om mee te lopen) kennen jullie al!
  • Imprinting is iets wat we vooral bij nestvlieders duidelijk zien; de jonge dieren leren kenmerken van ouderdieren kennen, waardoor ze elkaar kunnen herkennen. Bij nestblijvers is er uiteraard ook imprinting, maar dit gaat normaal gesproken langzamer

Slide 20 - Tekstslide

8.3 levensfasen
Bij honden zien we 6 levensfasen:
  1. neotanale fase: eerste 2 weken.
    De pups zijn doof en blind, ze kunnen wel voelen en ruiken. de imprinting vindt plaats op geur van de moeder. 
    Pups slapen en drinken vooral. Ze plassen en poepen alleen na stimulatie van de teef (moederhond) door likken.

Slide 21 - Tekstslide

2. overgangsfase: derde week; pups gaan horen, zien en beginnen te reageren op soortgenoten (bijv. kwispelen)
3. primarie socialisatiefase - imprentingsfase (4 tot 12 weken) 
- Dag 18 tot week 7: imprentingsfase (leren tot welke soort ze behoren). Een goed gesocialiseerde moeder helpt hier heel erg om ook de pups te socialiseren; daarom mag je pups ook niet te vroeg weghalen bij de moeder. In deze fase moet je op positieve manier je pups met mensen en andere dieren in aanraking laten komen.

Slide 22 - Tekstslide

3. primaire socialisatiefase - Echte socialisatiefase (week 8 tot 12). Pups krijgen meer interesse in de omgeving en leren heel snel in deze periode.

4. secundaire socialisatiefase (angstfase: 12  weken tot 6 maand). Pups worden minder nieuwsgierig en herstellen minder snel van angst; ze worden wat voorzichtiger.

Slide 23 - Tekstslide

5. Puberteit (6 maand tot 1 a 1,5 jaar). Ook honden hebben een periode waarin ze grenzen op proberen te zoeken en hun positie ten opzichte van soortgenoten bepalen. Voor de eigenaar vaak een moeilijke tijd; de hond probeert hier hoever hij kan gaan!

Slide 24 - Tekstslide

6. Volwassen fase (de rest van het leven). Echt socialiseren is niet meer mogelijk in deze periode, hoewel dieren nog wel kunnen wennen aan bepaalde prikkels (Desensitiseren). 

Slide 25 - Tekstslide

8.4 Socialiseren
Dingen om aan te denken bij het socialiseren:
  • Doseren! Niet teveel prikkels in één keer. (de eerste keer buiten niet in een drukke winkelstraat bijv.)
  • Wat is het doel? Een gezinshond moet wennen aan mensen, een schaapshond aan schapen..
  •  voorkom overprikkeling; een dier raakt overweldig door teveel prikkels en kan hierdoor angstig reageren.

Slide 26 - Tekstslide

8.4 Socialiseren
  • Herhaling is belangrijk! Ervaringen die het dier heeft opgedaan tijdens het socialiseren herhaal je om een positieve of neutrale associatie met een situatie te geven
  • negatieve ervaringen kunnen omgezet worden naar positieve ervaringen; zoek een vergelijkbare situatie op en zorg dat er alleen positieve prikkels zijn; pup word omver gelopen door een hond? Laat hem spelen met een rustige hond die hem niet omver loopt.

Slide 27 - Tekstslide

Kennelsydroom is een angstsydroom dat is ontstaan doordat en dier te weinig positief geprikkeld is tijdens de primaire socialisatiefase. Een pup die in de eerste weken van zijn leven opgroeit zonder contact met andere dieren, mensen, geluiden en voorwerpen zijn veel angstiger zijn; kennelsyndroom.

Slide 28 - Tekstslide

8.5 Tam maken
  • Veel dieren zijn van nature bang voor mensen. 
  • Door jonge dieren te laten socialiseren met mensen kun je ze "tam" maken. Dit werkt bij gedomesticeerde dieren beter.
  • Wennen aan mensen doe je door jezelf extra leuk te maken; de manier waarop verschild wel per dier.
- een hamster alleen zonnepitten uit de hand voeren maakt de assosiatie tussen jouw hand en de zonnepitten; jij word er leuker door.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Je moet nu het volgende kunnen:

Slide 31 - Tekstslide

Volgende week:
Volgende week gaan we verder met de theorie rondom "trainen"


Veel succes weer deze week; bij vragen mogen jullie natuurlijk weer e-mailen

Slide 32 - Tekstslide