4 HAVO zouten par 4.2

H4: ZOUTEN par 2
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

H4: ZOUTEN par 2

Slide 1 - Tekstslide

Dit hebben we gedaan:
  • Je kunt op microniveau beschrijven welke typen bindingen worden verbroken en evt. gevormd bij het oplossen van zouten in water.
  • Je kunt oplosvergelijkingen van zouten weergeven
  • Je kunt oplosbaarheid van een zout in relatie brengen met de toepassingen van het zout
  • Je kunt Binas 45A en 65B gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Zouten geleiden stroom wanneer ze zijn opgelost in water.

(10 s)
A
Macro-niveau
B
Micro-niveau

Slide 3 - Quizvraag

Oplossen van zouten
Sommige zouten zijn oplosbaar in water, bijv. keukenzout of calciumchloride (Binas 45A)
Wanneer een zout oplost in water, wordt de ionbinding verbroken.
De ionen bewegen zich dan los van elkaar in de oplossing.

Pak Binas 45A voor de volgende vraag.


Slide 4 - Tekstslide

Welk zout lost niet op in water?

(45 s)
A
natriumcarbonaat
B
koper(II)nitraat
C
koper(II)carbonaat
D
natriumnitraat

Slide 5 - Quizvraag

Oplosvergelijking
NaCl(s) -> Na+(aq) + Cl-(aq)
De "opgeloste" ionen worden gehydrateerde ionen genoemd. De watermantel wordt weergegeven door achter de formule van het ion (aq) te zetten.

Slide 6 - Tekstslide

Bij oplossen van een zout worden ionen gehydrateerd door watermoleculen.

(10 s)
A
Macro-niveau
B
Micro-niveau

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste oplosvergelijking voor zinkchloride?

(1 min)
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 8 - Quizvraag

Bij oplossen van een zout worden de ionen omringt door watermoleculen.
Welk deel van een watermolecuul draait naar een positief ion toe? (30 s)
A
H
B
O

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Indampvergelijking
De is de omgekeerde vergelijking van oplossen

 Na+(aq) + Cl-(aq) -> NaCl(s)

Slide 11 - Tekstslide

Geef de juiste vergelijking voor het indampen van een aluminiumsulfaatoplossing. (1 min)
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 12 - Quizvraag

Gekleurde zouten
Ionsoorten herkennen door kleur kan op twee manieren:

Vlamkleuring Binas 65A
Gekleurde zouten/oplossingen Binas 65B

Pak deze tabel 65A voor je voor de volgende vraag.



Slide 13 - Tekstslide

We strooien een zout in een vlam. De vlam kleurt groen. Welke ionsoort bevat het zout?

(20 s)
A
koperionen
B
lithiumionen
C
loodionen
D
natriumionen

Slide 14 - Quizvraag

Gekleurde zouten


Pak Binas 65B voor je voor de volgende vraag.



Slide 15 - Tekstslide

We zien een lichtgroen zout. Welke ionsoort zal dit zout bevatten?

(30 s)
A
chloorionen
B
ijzer(II)ionen
C
ijzer (III) ionen
D
chroomionen

Slide 16 - Quizvraag

Reactie met water
Er zijn vier zouten met een oxide‑ion die reageren met water.
zie binas 45A. Hier staat een "r" in de tabel.
Dit zijn :Na2O, K2O, CaO en BaO.

Bij deze reacties gebeurt steeds hetzelfde:
de O2-ionen reageren met een H2O molecuul en veranderen in 2 OH- ionen, die vervolgens gehydrateerd worden. De metaalionen veranderen niet. Ze worden alleen gehydrateerd.

Na2O (s) + H2O (l) → 2 Na+ (aq) + 2 OH- (aq)
Na2O (s) + H2O (l) →
2 Na+ (aq) + 2 OH- (aq)

Slide 17 - Tekstslide

Reactie met water
Uit de oxiden met water ontstaat dus steeds een oplossing van een hydroxide. Deze bevat dus OH- ionen. Oplossingen van hydroxiden worden vaak met hun triviale namen aangeduid. Veel triviale namen kun je vinden in Binas 66A. De volgende moet je leren (tabel 1 blz. 29):

Slide 18 - Tekstslide

Wat is kalkwater? (Binas 66A)

(30 s)

A
calciumhydroxide oplossing
B
natriumhydroxide oplossing
C
kaliumhydroxide oplossing
D
bariumhydroxide oplossing

Slide 19 - Quizvraag

Toepassingen voor zouten
Zouten worden toegepast in heel veel producten zoals voedingsmiddelen, cosmetica, verf, reinigingsmiddelen etc. Behalve de ionsoort die het zout bevat is ook oplosbaarheid van belang.
Voorbeelden:
 Sodium chloride staat vaak aangegeven als ingrediënt in shampoo (en soms aan conditioner) als verdikkingsmiddel. Sodiumchloride is gewoon natriumchloride (keukenzout).


Slide 20 - Tekstslide

In tandpasta zitten vaak schuurmiddelen en fluoriden. Beiden zijn zouten.
Een schuurmiddel moet wel/niet oplossen in water.
Fluoriden uit het zout moeten wel/niet oplossen in water. (30 s)
A
schuurmiddel wel fluoriden wel
B
schuurmiddel niet fluoriden wel
C
schuurmiddel wel fluoriden niet
D
schuurmiddel niet fluoriden niet

Slide 21 - Quizvraag

Dit hebben we gedaan:
  • Je kunt op microniveau beschrijven welke typen bindingen worden verbroken en evt. gevormd bij het oplossen van zouten in water.
  • Je kunt oplosvergelijkingen van zouten weergeven
  • Je kunt oplosbaarheid van een zout in relatie brengen met de toepassingen van het zout
  • Je kunt Binas 45A en 65B gebruiken

Tijd voor je huiswerk, zie SW

Slide 22 - Tekstslide